zeggen

werkw.
Uitspraak:  [ˈzɛxə(n)]
Afbreekpatroon:  zeg·gen
Vervoegingen:  zei (verl.tijd )
Vervoegingen:  heeft gezegd (volt.deelw.) Toon alle vervoegingen

1) met woorden informeren
Voorbeelden:  `ja zeggen`,
`Hij heeft gezegd dat hij morgen zal terugbellen.`
Het Burgerlijke Wetboek zegt hierover ...  (in het Burgerlijk Wetboek staat hierover ...)
eerlijk gezegd  ()
Dat mag je wel zeggen!  (inderdaad)
Daar is veel voor te zeggen.  (dat is een goed idee)
Ik heb het hier voor het zeggen.  (ik ben hier de baas)
Zeg dat wel!  (inderdaad)
Net wat je zegt!  (inderdaad)
Dat moet ik zeggen.  (dat moet ik erkennen)

2) een bepaalde betekenis hebben
Voorbeelden:  `Wat wil dat zeggen?`,
`Dat zegt niets.`
Dat zegt heel wat.  (dat is van grote betekenis)
Die politicus zegt mij niets.  (die politicus ken ik niet)
naar eigen zeggen  (volgens de betrokkene zelf)

Zie ook:  zeg


Synoniemen
aanmerken   aannemen   beduiden   beloven   beschrijven   bevelen   bewust maken   informeren   kennisgeven van   mededelen   meedelen   menen   naar voren brengen   opmerken   opzeggen   ter sprake brengen   uiteenzetten   verhalen   verklaring   vertellen   verwoorden   voorschrijven   

Spreekwoorden en zegswijzen
zeggen wat je doet en doen wat je zegt (=proactief communiceren en je houden aan toezeggingen)
• wie a zegt moet ook b zeggen (=als je eenmaal ergens aan begonnen bent, moet je het ook afmaken)
• ongesuikerd zeggen waar het op staat (=onverbloemd de waarheid zeggen)
• ja en amen zeggen (=kritiekloos instemmen)
• iets zeggen om de kool (=iets zeggen voor de grap)
Toon alle 16 spreekwoorden die zeggen bevatten

Intensiveringen
Hoe kun je zeggen krachtiger uitdrukken?
onomwonden de waarheid zeggen; onverbloemd de waarheid zeggen;

5 definities op Encyclo
  • •mondeling mededelen, spreken, betuigen.
  • het mondeling onder woorden brengen vb: hij zegt dat hij geen tijd heeft zo gezegd, zo gedaan [het is gebeurd zoals het was afgesproken] zeg .... [luister eens] zeg dat wel! [inderdaad] daar is veel voor te zeggen [dat is een goed idee] nee zeggen [weigeren] het voor het zeggen hebben [de baas zijn] eerlijk g...
  • 1) Spreken 2) Vermelden 3) Vertonen 4) Verwoorden 5) Opzeggen 6) Vertellen 7) Uitdrukken 8) Te kennen geven 9) Uitspreken 10) Verkondigen 11) Verklaring 12) Uiten 13) Uiteenzetten 14) Kletsen 15) Voorschrijven 16) Kouten 17) Verklaren 18) Verhalen 19) Uitbrengen 20) Talen 21) Bieden 22) Mondeling mededelen
  • spreken
  • spreken Jaar van herkomst: 1260-1270 (CG II 1 Boeve )
Toon uitgebreidere definities

Deze woorden beginnen met zeggen:
zeggenschapzeggenschapsrechtzeggenschapsverhouding

Deze woorden eindigen op zeggen:
aanzeggenafzeggennazeggenontzeggenopzeggentoezeggenzingzeggenweerzeggenwaarzeggenherzeggen

Herkomst volgens etymologiebank.nl
zeggen (spreken)

Taaladvies
  1. Wat is correct: zij zegdenofzij zeiden? Zie Zegden / zeiden
  2. Is `t Is te zeggen correct? Zie `t Is te zeggen / dat wil zeggen
  3. Wat is correct: zeggen aan of zeggen tegen? Zie Zeggen aan / tegen


Vraag & Antwoord voor je slimme speaker
Wat is de verleden tijd van zeggen?
De verleden tijd van zeggen is 'zei'. Het voltooid deelwoord is 'heeft gezegd'.
Wat betekent zeggen?
'met woorden informeren' en 'een bepaalde betekenis hebben'
Hoe spel je zeggen?
zeggen spel je Z E G G E N
Wat is een ander woord voor zeggen?
Andere woorden voor zeggen zijn aanmerken, aannemen, beduiden, beloven, beschrijven, bevelen, bewust maken, informeren, kennisgeven van, mededelen, meedelen, menen, naar voren brengen, opmerken, opzeggen, ter sprake brengen, uiteenzetten, verhalen, verklaring, vertellen, verwoorden en voorschrijven.

Op andere websites
Zoek zeggen op Woordenlijst.org
Zoek zeggen op Google
Zoek zeggen op Wikipedia