winkelen

werkw.
Uitspraak:  [ˈwɪŋkələ(n)]
Afbreekpatroon:  win·ke·len
Vervoegingen:  winkelde (verl.tijd enkelv.)
Vervoegingen:  heeft gewinkeld (volt.deelw.) Toon alle vervoegingen

voor je plezier winkels bezoeken
Synoniem:  shoppen

Zie ook:  winkel


Synoniemen
boodschappen doen   inkopen   inslaan   shoppen   

6 definities op Encyclo
  • winkels bezoeken om rond te kijken en dingen te kopen vb: op onze vrije zaterdag gaan we altijd winkelen
  • 1) Boodschappen doen 2) Boodschappen 3) Shopping 4) Shoppen 5) Inkopen doen 6) Inkopen 7) Inslaan
  • Het zoeken naar of bekijken van handelswaar of bezittingen die te koop worden aangeboden, vooral maar niet alleen door winkels te bezoeken. Categorie: Functionele activiteiten > economische en financiële functies.
  • krinkelen - Voorbeeld: Hier op de kruine had de wind gewerveld en gewinkeld, rispavalje gemoost als een razende zot
  • Winkelen is op pad gaan om inkopen te doen. Door de komst van webwinkels, kiezen men er soms voor om eerder iets online te kopen dan fysiek winkelen. [basiswoordenlijst groep 5]
Toon uitgebreidere definities

Deze woorden eindigen op winkelen:
twinkelenthuiswinkelen

Herkomst volgens etymologiebank.nl
winkelen

Taaladvies
  1. Schrijf je shoppingcenter aan elkaar? Zie shoppingcenter / shopping center
  2. Waar komt een kat in de zak kopen vandaan en wat betekent het? Zie Een kat in de zak kopen


Vraag & Antwoord voor je slimme speaker
Wat is de verleden tijd van winkelen?
De verleden tijd van winkelen is 'winkelde'. Het voltooid deelwoord is 'heeft gewinkeld'.
Wat betekent winkelen?
'voor je plezier winkels bezoeken'
Hoe spel je winkelen?
winkelen spel je W I N K E L E N
Wat is een ander woord voor winkelen?
Andere woorden voor winkelen zijn boodschappen doen, inkopen, inslaan en shoppen.

Op andere websites
Zoek winkelen op Woordenlijst.org
Zoek winkelen op Google
Zoek winkelen op Wikipedia