wiebelen

werkw.
Uitspraak:  [ˈwibələ(n)]
Afbreekpatroon:  wie·be·len
Vervoegingen:  wiebelde (verl.tijd enkelv.)
Vervoegingen:  heeft gewiebeld (volt.deelw.) Toon alle vervoegingen

heen en weer bewegen bij het staan of zitten
Voorbeelden:  `De vaas wiebelde en viel.`,
`Op je stoel zitten te wiebelen.`
Synoniem:  wankelen


Synoniemen
heen en weer zwaaien   schommelen   schudden   slingeren   wankelen   wiegen   

3 definities op Encyclo
  • onzeker lopen vb: de zieke Nino liep nog te wiebelen op zijn benen Synoniem: wankelen onrustig op je stoel heen en weer bewegen vb: zit toch een stil, zit niet zo te wiebelen!
  • 1) Schommelen 2) Schudden 3) Kwikkelen 4) Heen en weer bewegen 5) Remelen 6) Wankelen 7) Wantenweven 8) Wipperen 9) Wiemelen 10) Wiegen 11) Slingeren 12) Touteren 13) Lutteren 14) Tuitelen
  • wankelen Jaar van herkomst: 1847 (WNT )
Toon uitgebreidere definities

Deze woorden beginnen met wiebelen:
wiebelend

Herkomst volgens etymologiebank.nl
wiebelen (wankelen)

Vraag & Antwoord voor je slimme speaker
Wat is de verleden tijd van wiebelen?
De verleden tijd van wiebelen is 'wiebelde'. Het voltooid deelwoord is 'heeft gewiebeld'.
Wat betekent wiebelen?
'heen en weer bewegen bij het staan of zitten'
Hoe spel je wiebelen?
wiebelen spel je W I E B E L E N
Wat is een ander woord voor wiebelen?
Andere woorden voor wiebelen zijn heen en weer zwaaien, schommelen, schudden, slingeren, wankelen en wiegen.

Op andere websites
Zoek wiebelen op Woordenlijst.org
Zoek wiebelen op Google
Zoek wiebelen op Wikipedia