I week

zelfst.naamw.
Uitspraak:  [wek]
Verbuigingen:  weken (meerv.)

periode van zeven dagen
Voorbeelden:  `Volgende week ben ik er niet.`,
`Over een week ben ik jarig.`,
`vorige/afgelopen week`,
`Het duurt weken voor het klaar is.`
door de week  (op werkdagen, niet in het weekend) `Door de week ga ik altijd om elf uur naar bed.`
van de week  (deze week (kan eerder deze week zijn, of later deze week)) `Ik was van de week in Groningen / Ik ga van de week naar Groningen`


II week

bijv.naamw.
Uitspraak:  [wek]

1) (van levend weefsel) slap en zacht
Voorbeelden:  `De hersenen zijn niet meer dan een weke massa.`,
`weekdier`

2) gevoelig, ontroerd, vol medelijden enz.
Voorbeeld:  `Hij pakte mijn hand, ik werd helemaal week vanbinnen.`


Synoniemen
drassig   futloos   klef   kletsnat   sentimenteel   zwak   

Spreekwoorden en zegswijzen
• je boontjes op iets te week leggen (=stellig op iets rekenen)
• een zondagssteek houdt geen week (=er rust geen zegen op het werk wat iemand op zondag doet)
• een zondagse steek houdt geen week (=de zondag is geen werkdag maar de dag des Heeren)
Naar de spreekwoorden

Intensiveringen
Hoe kun je week krachtiger uitdrukken?
volle week; week als boter; week als een mossel; week als was;

10 definities op Encyclo
  • [Mil. Woordenboek, spelling van 1861 ``Week``] Officier, onderofficier, korporaal van de W. wordt die officier, onderofficier of korporaal genoemd, die voor één of meer dagen, bij ons eene week, vooral het toezigt heeft over de inwendige dienst in zijne kompagnie, eska-
  • •tijdseenheid van 7 dagen, meestal beginnend op maandag of zondag.
  • periode van zeven dagen vb: we gaan een week op vakantie week in week uit [altijd] door de week [alleen op werkdagen, niet op zondag]
  • zacht en slap vb: door de vorst is het plastic week geworden in de week zetten [in het water zetten om schoon te laten worden]
  • [Let op: Spelling en uitleg uit 1890] (Benaming van de dagen der -) bij de Inlanders in N.-I. in gebruik, en aan de Mohammedanen ontleend. De dagen worden evenals bij ons van af Zondag geteld en wel met
Toon uitgebreidere definities

Deze woorden beginnen met week:
weekabonnementweekarrangementweekbakweekbladweekdagweekdierweekeindweekeindeweekendweekendarrangementweekendbestemmingweekenddagweekenderweekendhuwelijkweekendmodusweekendtasweekgeldweekhartigweekhartigheidweekheid
Toon alle woorden die beginnen met week

Deze woorden eindigen op week:
weefselkweekwerkweekzwemweekzwangerschapsweekziekteweekvierdaagseweekveertigurenweekvakantieweektopweektoetsweekthemaweekstilteweekstageweeksportweekspeelweekschoolweekpreekweekpassieweekpaasweekopweek
Toon alle woorden die eindigen op week

Herkomst volgens etymologiebank.nl
  1. week (zacht)
  2. week (zeven dagen)


Taaladvies
  1. Heeft afgelopen week dezelfde betekenis als verleden week of vorige week? Zie Afgelopen / verleden / vorige week
  2. Wat is juist: < i>Hij wordt op het einde van de maand vijftig jaar< /i> of < i>Hij wordt aan het einde van de maand vijftig jaar< /i>? Zie Op / aan het einde van (de maand)


Vraag & Antwoord voor je slimme speaker
Wat is het meervoud van week?
Het meervoud van week is 'weken'. Eén week, twee weken.
Wat betekent week?
'periode van zeven dagen'
Hoe spel je week?
week spel je W E E K
Wat is een ander woord voor week?
Andere woorden voor week zijn drassig, futloos, klef, kletsnat, sentimenteel en zwak.

Op andere websites
Zoek week op Woordenlijst.org
Zoek week op Google
Zoek week op Wikipedia