| Uitspraak: | [ˈvɛiləx] |
| Afbreekpatroon: | vei·lig |
| Voorbeelden: | `Via een zebrapad de straat veilig oversteken.`, `We zijn veilig en wel op onze bestemming aangekomen.` | |
| Het sein staat op veilig. | (het sein geeft aan dat er geen gevaar is) | |
| De kust is veilig. | (je kunt er veilig door of langs) |
