vastzitten

werkw.

Uitspraak:	[ˈvɑstsɪtə(n)]
Afbreekpatroon:	vast·zit·ten
Vervoegingen:	zat vast (verl.tijd enkelv.)
Vervoegingen:	heeft vastgezeten (volt.deelw.) Toon alle vervoegingen

1) zó zitten dat je het niet kunt bewegen

Voorbeeld:	`Die dop zit vast, ik krijg hem niet van de fles.`
Antoniem:	loslaten

2) in de gevangenis zitten

Voorbeeld:	`vastzitten wegens rijden onder invloed van alcohol`
Synoniem:	gevangenzitten

3) in moeilijkheden zitten en geen oplossing weten

Voorbeeld:	`Door een te optimistische planning kwam ik helemaal vast te zitten.`
Synoniemen:	klem zitten, in het nauw zitten

blijven hangen   gevangen zitten   in het nauw zitten   klem zitten   klemzitten   

• •onbeweeglijk gehouden worden.
• in de gevangenis zitten vb: mijn buurman heeft vastgezeten, maar nu is hij weer vrij ergens aan vastzitten [het moeten doen, er niet meer onderuit kunnen]
• 1) Gevangen zitten 2) Belemmering 3) Klem zitten 4) In het nauw zitten 5) In verlegenheid zijn 6) Gevangen zijn 7) Haperen 8) Steken 9) Plakken 10) Blijven hangen
• met een vaartuig op de bodem van het vaarwater rusten of door ijs dusdanig ingeklemd zijn dat men niet meer weg kan. Ook vastliggen genoemd.

Toon uitgebreidere definities

• vastzitten aan

Waar komt een patstelling vandaan? Zie Een patstelling

Wat is de verleden tijd van vastzitten?

De verleden tijd van vastzitten is 'zat vast'. Het voltooid deelwoord is 'heeft vastgezeten'.

Wat betekent vastzitten?

'zó zitten dat je het niet kunt bewegen' en 'in de gevangenis zitten' en 'in moeilijkheden zitten en geen oplossing weten'

Hoe spel je vastzitten?

vastzitten spel je V A S T Z I T T E N

Wat is een ander woord voor vastzitten?

Andere woorden voor vastzitten zijn blijven hangen, gevangen zitten, in het nauw zitten, klem zitten en klemzitten.

Zoek vastzitten op Woordenlijst.org
Zoek vastzitten op Google
Zoek vastzitten op Wikipedia