vastlopen

werkw.
Uitspraak:  [ˈvɑstlopə(n)]
Afbreekpatroon:  vast·lo·pen
Vervoegingen:  liep vast (verl.tijd enkelv.)
Vervoegingen:  is vastgelopen (volt.deelw.) Toon alle vervoegingen

in een situatie komen dat je niet verder kunt
Voorbeelden:  `Het schip liep vast in de modderige bodem.`,
`De computer is vastgelopen.`,
`Het overleg liep vast op de weigering van de werkgevers.`


Synoniemen
blijven steken   doodlopen   haperen   klem komen   stokken   stranden   stremming   stuklopen   vast komen zitten   

3 definities op Encyclo
  • ergens in terechtkomen waar je niet meer uit kunt vb: de auto is in de modder vastgelopen het gesprek is vastgelopen [verder praten heeft geen zin, ieder blijft bij zijn standpunt]
  • 1) Mislukken 2) Haperen 3) Stranden 4) Stremming 5) Doodlopen 6) In zijn beweging gestuit worden 7) Opstuwen 8) Verstrikt raken 9) Stuklopen 10) Stokken
  • Vastlopen is het raken van de grond bij een ondiepte waardoor je (abrupt) vast komt te liggen. Het belangrijkste om los te komen is zo snel mogelijk wegsturen van de ondiepte.
Toon uitgebreidere definities

Vraag & Antwoord voor je slimme speaker
Wat is de verleden tijd van vastlopen?
De verleden tijd van vastlopen is 'liep vast'. Het voltooid deelwoord is 'is vastgelopen'.
Wat betekent vastlopen?
'in een situatie komen dat je niet verder kunt'
Hoe spel je vastlopen?
vastlopen spel je V A S T L O P E N
Wat is een ander woord voor vastlopen?
Andere woorden voor vastlopen zijn blijven steken, doodlopen, haperen, klem komen, stokken, stranden, stremming, stuklopen en vast komen zitten.

Op andere websites
Zoek vastlopen op Woordenlijst.org
Zoek vastlopen op Google
Zoek vastlopen op Wikipedia