vaccineren

werkw.
Uitspraak:  [vɑksi'nerə(n)]
Afbreekpatroon:  vac·ci·ne·ren
Vervoegingen:  vaccineerde (verl.tijd enkelv.)
Vervoegingen:  heeft gevaccineerd (volt.deelw.) Toon alle vervoegingen

iemand een vaccin toedienen
Voorbeeld:  `je laten vaccineren tegen hepatitis A`
Synoniem:  inenten


Synoniemen
inenten   inoculeren   

4 definities op Encyclo
  • een stof in zijn lichaam spuiten, waardoor hij een bepaalde ziekte niet krijgt vb: om te voorkomen dat ze ziek worden, zijn deze mensen gevaccineerd Synoniem: inenten
  • 1) Medische term 2) Inoculeren 3) Injecteren 4) Inenten
  • inenten met koepokstof Jaar van herkomst: 1824 (WEI )
  • Inenten..
Toon uitgebreidere definities

Deze woorden eindigen op vaccineren:
revaccineren

Herkomst volgens etymologiebank.nl
vaccineren (inenten met koepokstof)

Taaladvies
Is rode hond (in twee woorden) goed of moet het rodehond (één woord) zijn? Zie rodehond / rode hond

Vraag & Antwoord voor je slimme speaker
Wat is de verleden tijd van vaccineren?
De verleden tijd van vaccineren is 'vaccineerde'. Het voltooid deelwoord is 'heeft gevaccineerd'.
Wat betekent vaccineren?
'iemand een vaccin toedienen'
Hoe spel je vaccineren?
vaccineren spel je V A C C I N E R E N
Wat is een ander woord voor vaccineren?
Andere woorden voor vaccineren zijn inenten en inoculeren.

Op andere websites
Zoek vaccineren op Woordenlijst.org
Zoek vaccineren op Google
Zoek vaccineren op Wikipedia