uitsplitsen

werkw.
Uitspraak:  ['œytsplɪtsə(n)]
Afbreekpatroon:  uit·split·sen
Vervoegingen:  splitste uit (verl.tijd enkelv.)
Vervoegingen:  heeft uitgesplitst (volt.deelw.) Toon alle vervoegingen

in onderdelen verdelen
Voorbeelden:  `je mail uitsplitsen over verschillende accounts`,
`kosten uitsplitsen in rubrieken`


Synoniemen
loskoppelen   ontbinden   scheiden   splitsen   uit elkaar halen   uiteengaan   

1 definitie op Encyclo
  • 1) Uiteengaan 2) Loskoppelen 3) Selecteren 4) Ontbinden 5) Scheiden 6) Verdelen
Toon uitgebreidere definities

Vraag & Antwoord voor je slimme speaker
Wat is de verleden tijd van uitsplitsen?
De verleden tijd van uitsplitsen is 'splitste uit'. Het voltooid deelwoord is 'heeft uitgesplitst'.
Wat betekent uitsplitsen?
'in onderdelen verdelen'
Hoe spel je uitsplitsen?
uitsplitsen spel je U I T S P L I T S E N
Wat is een ander woord voor uitsplitsen?
Andere woorden voor uitsplitsen zijn loskoppelen, ontbinden, scheiden, splitsen, uit elkaar halen en uiteengaan.

Op andere websites
Zoek uitsplitsen op Woordenlijst.org
Zoek uitsplitsen op Google
Zoek uitsplitsen op Wikipedia