uitschelden

werkw.
Uitspraak:  ['œytsxɛldə(n)]
Afbreekpatroon:  uit·schel·den
Vervoegingen:  schold uit (verl.tijd enkelv.)
Vervoegingen:  heeft uitgescholden (volt.deelw.) Toon alle vervoegingen

op boze toon beledigende dingen roepen (tegen iemand)
Voorbeelden:  `je buurvrouw voor rotte vis uitschelden`,
`je man uitschelden omdat hij je ontrouw is`


Synoniemen
beledigen   beschimpen   schelden   uitfoeteren   uitjouwen   uitkafferen   uitmaken voor   uitvloeken   

3 definities op Encyclo
  • • [ov
  • scheldwoorden naar hem roepen vb: zij schold hem uit voor sufferd
  • 1) Ontwijden 2) Uitketteren 3) Honende woorden toevoegen 4) Honen 5) Uitmaken 6) Beledigen 7) Beschimpen 8) Lasterlijk beledigen 9) Uitveteren 10) Onteren 11) Uitkafferen 12) Met honende woorden overladen 13) Uitvloeken 14) Uitjouwen 15) Kwetsen 16) Uitfoeteren
Toon uitgebreidere definities

Taaladvies
  1. Waar komt iemand de volle laag geven vandaan? Zie Iemand de volle laag geven
  2. Is halve zool (in twee woorden) goed of moet het halvezool (één woord) zijn? Zie halvezool / halve zool


Vraag & Antwoord voor je slimme speaker
Wat is de verleden tijd van uitschelden?
De verleden tijd van uitschelden is 'schold uit'. Het voltooid deelwoord is 'heeft uitgescholden'.
Wat betekent uitschelden?
'op boze toon beledigende dingen roepen (tegen iemand)'
Hoe spel je uitschelden?
uitschelden spel je U I T S C H E L D E N
Wat is een ander woord voor uitschelden?
Andere woorden voor uitschelden zijn beledigen, beschimpen, schelden, uitfoeteren, uitjouwen, uitkafferen, uitmaken voor en uitvloeken.

Op andere websites
Zoek uitschelden op Woordenlijst.org
Zoek uitschelden op Google
Zoek uitschelden op Wikipedia