uitrekenen

werkw.
Uitspraak:  [ˈœytrekənə(n)]
Afbreekpatroon:  uit·re·ke·nen
Vervoegingen:  rekende uit (verl.tijd enkelv.)
Vervoegingen:  heeft uitgerekend (volt.deelw.) Toon alle vervoegingen

het resultaat vaststellen door te rekenen
Voorbeelden:  `Reken de som uit op een apart papier.`,
`Kun jij dit uit je hoofd uitrekenen?`
Synoniem:  berekenen (1)

Zie ook:  uitgerekend


Synoniemen
becijferen   berekenen   calculeren   rekenen   tellen   uitwerken   

4 definities op Encyclo
  • •"(overgankelijk)" door berekening iets bepalen.
  • iets aan de weet komen door te rekenen vb: kun je uitrekenen hoeveel je van me krijgt? Synoniemen: berekenen becijferen
  • 1) Nagaan 2) Calculeren 3) Opmaken 4) Uitwerken 5) Vaststellen 6) Uitcijferen 7) Uitknobbelen 8) Tellen 9) Berekenen 10) Uitkienen 11) Bepalen 12) Becijferen 13) Nacijferen
  • Uitrekenen betekent het maken van een rekensom of bedenken hoeveel iets zal zijn/kosten. ( Bij de kassa rekende ze alvast uit hoeveel de boodschappen ongeveer zouden kosten ). [basiswoordenlijst groep 7]
Toon uitgebreidere definities

Taaladvies
Is dit juist: het te berekenen bedrag? Zie het te berekenen bedrag

Vraag & Antwoord voor je slimme speaker
Wat is de verleden tijd van uitrekenen?
De verleden tijd van uitrekenen is 'rekende uit'. Het voltooid deelwoord is 'heeft uitgerekend'.
Wat betekent uitrekenen?
'het resultaat vaststellen door te rekenen'
Hoe spel je uitrekenen?
uitrekenen spel je U I T R E K E N E N
Wat is een ander woord voor uitrekenen?
Andere woorden voor uitrekenen zijn becijferen, berekenen, calculeren, rekenen, tellen en uitwerken.

Op andere websites
Zoek uitrekenen op Woordenlijst.org
Zoek uitrekenen op Google
Zoek uitrekenen op Wikipedia