uitpraten

werkw.
Uitspraak:  [ˈœytpratə(n)]
Afbreekpatroon:  uit·pra·ten
Vervoegingen:  praatte uit (verl.tijd enkelv.)
Vervoegingen:  heeft uitgepraat (volt.deelw.) Toon alle vervoegingen

door praten oplossen
Voorbeeld:  `Je kunt het probleem beter meteen uitpraten, anders blijft het je dwarszitten.`


Synoniemen
bijleggen   ruzie bijleggen   uitpraten tot het eind   uitspreken   

3 definities op Encyclo
  • net zo lang praten tot je niets meer te zeggen hebt vb: je moet me wel laten uitpraten! ergens niet over uitgepraat raken [er heel erg enthousiast over zijn]
  • 1) Oplossen 2) Door bespreking oplossen 3) Bijleggen 4) Uitspreken 5) Uitkletsen 6) Afspreken 7) Niet inspreken 8) Een ruzie met een gesprek oplossen
  • door praten tot een oplossing komen
Toon uitgebreidere definities

Vraag & Antwoord voor je slimme speaker
Wat is de verleden tijd van uitpraten?
De verleden tijd van uitpraten is 'praatte uit'. Het voltooid deelwoord is 'heeft uitgepraat'.
Wat betekent uitpraten?
'door praten oplossen'
Hoe spel je uitpraten?
uitpraten spel je U I T P R A T E N
Wat is een ander woord voor uitpraten?
Andere woorden voor uitpraten zijn bijleggen, ruzie bijleggen, uitpraten tot het eind en uitspreken.

Op andere websites
Zoek uitpraten op Woordenlijst.org
Zoek uitpraten op Google
Zoek uitpraten op Wikipedia