uitmaken

werkw.

Uitspraak:	[ˈœytmakə(n)]
Afbreekpatroon:	uit·ma·ken
Vervoegingen:	maakte uit (verl.tijd enkelv.)
Vervoegingen:	heeft uitgemaakt (volt.deelw.) Toon alle vervoegingen

1)

het uitmaken

(de relatie (2) met iemand verbreken)

2) (iets brandends) laten ophouden met branden

Voorbeeld:	`het vuur uitmaken`
Synoniem:	doven (1)

3) vaststellen

Voorbeeld:	`Ik maak zelf wel uit of ik dat doe of niet.`
Synoniemen:	bepalen, beslissen
Dat maakt niets uit.	(dat is niet belangrijk)

afbreken   afschaffen   afzetten   bepalen   betekenen   blussen   doven   elimineren   ontdekken   opdoeken   opsporen   uit elkaar gaan   uitblussen   uitdoen   uitdoven   uitschakelen   uitschelden   uitzetten   vaststellen   verwijderen   vormen   wegdoen   

• iemand uitmaken voor rotte vis (=iemand uitschelden voor alles wat mooi en lelijk is)
• het uitmaken (=een relatie beëindigen)
• de dienst uitmaken (=vertellen wat er gebeuren moet)
Naar de spreekwoorden

• 1.(samen) vormen Voorbeeld: 't Scheen hem somtijds dat heel die massa muren, met betimmering, werklieden en bazen al te zamen maar één enkel wezen uitmieken: een soort vreselijke godheid
• •een einde maken aan bijvoorbeeld een relatie. •doven (van vuur). •beslissen, verschil maken. •"deel ~ van": een onderdeel zijn van iets •beëindigen •doven •beslissen
• zeggen hoe het is of wat er gebeurt vb: ik maak zelf wel uit hoe laat ik naar bed ga Synoniemen: bepalen beslissen besluiten vaststellen zorgen dat het niet meer brandt vb: we hebben het vuur uitgemaakt Synoniem: doven Tegenstellingen: aansteken ontsteken aanmaken van belang of van invloed zijn vb: maakt het ...
• 1) Deren 2) Dumpen 3) Bepalen 4) Blussen 5) Beslechten 6) Uitwissen 7) Uitvechten 8) Doven 9) Een vorm geven 10) Een relatie verbreken 11) Uitvegen 12) Wegdoen 13) Dempen 14) Formeren 15) Beslissen 16) Uitluchten 17) Opdoeken 18) Opsporen 19) Ontdekken 20) Uitschakelen 21) Mieteren 22) Vuur blussen
• beëindigen

Toon uitgebreidere definities

• uitmaken voor

• buitmaken

uitmaken

Is onderdeel uitmaken van correct? Zie Onderdeel / deel uitmaken van

Wat is de verleden tijd van uitmaken?

De verleden tijd van uitmaken is 'maakte uit'. Het voltooid deelwoord is 'heeft uitgemaakt'.

Hoe spel je uitmaken?

uitmaken spel je U I T M A K E N

Wat betekent uitmaken?

'(iets brandends) laten ophouden met branden' en 'vaststellen'

Wat is een ander woord voor uitmaken?

Andere woorden voor uitmaken zijn afbreken, afschaffen, afzetten, bepalen, betekenen, blussen, doven, elimineren, ontdekken, opdoeken, opsporen, uit elkaar gaan, uitblussen, uitdoen, uitdoven, uitschakelen, uitschelden, uitzetten, vaststellen, verwijderen, vormen en wegdoen.

Zoek uitmaken op Woordenlijst.org
Zoek uitmaken op Google
Zoek uitmaken op Wikipedia