uitlopen

werkw.
Uitspraak:  ['œytlopə(n)]
Afbreekpatroon:  uit·lo·pen
Vervoegingen:  liep uit (verl.tijd enkelv.)
Vervoegingen:  is uitgelopen (volt.deelw.) Toon alle vervoegingen

1) nieuwe takjes en blaadjes krijgen
Voorbeeld:  `In het voorjaar lopen de bomen en struiken uit.`

2) onbedoeld langer duren
Voorbeeld:  `De vergadering zou om vier uur afgelopen zijn, maar hij loopt uit.`

3) door lopen wijder worden
Voorbeeld:  `Mijn nieuwe schoenen zaten eerst strak, maar ze zijn nu uitgelopen.`

4) massaal ergens heengaan
Voorbeeld:  `Het hele dorp is uitgelopen om naar de aangespoelde bruinvissen te kijken.`

5) vlekkerig worden
Voorbeeld:  `Door de regen is mijn mascara uitgelopen.`

6) geleidelijk breder worden
Voorbeeld:  `een uitlopende jurk`


Synoniemen
aanbelanden   aankomen   aanlanden   aflopen   arriveren   botten   eindigen   geren   langer duren   ontspringen   ontspruiten   ophouden   resulteren   slijten   terechtkomen   uitbotten   uitdraaien op iets   uitgaan   uitkomen   uitpakken   uitraken   uitvaren   verlopen   voortkomen uit   

7 definities op Encyclo
  • •lopend een ruimte verlaten. •uitbotten, uit de knop komen. •langer duren dan verwacht.
  • lager duren dan afgesproken was vb: dit programma is een half uur uitgelopen nieuwe takjes en blaadjes krijgen vb: de oude plant is weer helemaal uitgelopen resultaat hebben vb: de verjaardag liep uit op ruzie Synoniemen: uitdraaien uitmonden vlekkerig of streperig worden vb: je mascara je uitgelopen
  • 1) Eindigen 2) Botten 3) Ontlasten 4) Ontkiemen 5) Ontspringen 6) Ontspruiten 7) Besluiten 8) Slijten 9) Aflopen 10) Kiemen 11) Demarreren 12) Later worden 13) Langer duren 14) Toelopen 15) Kenen 16) Resulteren 17) Terechtkomen 18) Resulteren in 19) Arriveren 20) Uitkomen 21) Uitstrijken 22) Punten
  • 1> een sluis of haven uitvaren. 2> af (laten) rollen. EEN TOUW UITLOPEN: een touw over de volle lengte uitstrekken, meestal met het doel kinken en slagen uit het touw te verwijderen. Overeenkomstig van toepassing op staaldraad en misschien ook ketting. 3> overboord laten gaan, vieren. EEN ANKER of DE ANKERKET...
  • de ontwikkeling van zijtakken als gevolg van snoeien van een scheut tot op een okselknop
Toon uitgebreidere definities

Deze woorden beginnen met uitlopen:
uitlopen op

Deze woorden eindigen op uitlopen:
vooruitlopenachteruitlopen

Herkomst volgens etymologiebank.nl
uitlopen

Taaladvies
Is coolingdown correct geschreven? Zie coolingdown

Vraag & Antwoord voor je slimme speaker
Wat is de verleden tijd van uitlopen?
De verleden tijd van uitlopen is 'liep uit'. Het voltooid deelwoord is 'is uitgelopen'.
Wat betekent uitlopen?
'nieuwe takjes en blaadjes krijgen' en 'onbedoeld langer duren' en 'door lopen wijder worden' en 'massaal ergens heengaan' en 'vlekkerig worden' en 'geleidelijk breder worden'
Hoe spel je uitlopen?
uitlopen spel je U I T L O P E N
Wat is een ander woord voor uitlopen?
Andere woorden voor uitlopen zijn aanbelanden, aankomen, aanlanden, aflopen, arriveren, botten, eindigen, geren, langer duren, ontspringen, ontspruiten, ophouden, resulteren, slijten, terechtkomen, uitbotten, uitdraaien op iets, uitgaan, uitkomen, uitpakken, uitraken, uitvaren, verlopen en voortkomen uit.

Op andere websites
Zoek uitlopen op Woordenlijst.org
Zoek uitlopen op Google
Zoek uitlopen op Wikipedia