uitladen

werkw.
Uitspraak:  [œytladə(n)]
Afbreekpatroon:  uit·la·den
Vervoegingen:  laadde uit (verl.tijd enkelv.)
Vervoegingen:  heeft uitgeladen (volt.deelw.) Toon alle vervoegingen

1) (goederen) uit een voer- of vaartuig halen
Voorbeeld:  `de varkens uitladen uit de vrachtauto`

2) (een voer- of vaartuig) van zijn lading ontdoen
Voorbeelden:  `na je vakantie je auto uitladen`,
`vrachtschepen uitladen`


Synoniemen
afladen   leegmaken   lossen   ontladen   

3 definities op Encyclo
  • ergens vracht of spullen uithalen vb: de vrachtwagen werd met man en macht uitgeladen Tegenstelling: laden
  • 1) Lossen 2) Ontladen 3) Leegmaken 4) Afladen
  • ongebruikelijke term voor het lossen (van los- of stukgoed ).
Toon uitgebreidere definities

Vraag & Antwoord voor je slimme speaker
Wat is de verleden tijd van uitladen?
De verleden tijd van uitladen is 'laadde uit'. Het voltooid deelwoord is 'heeft uitgeladen'.
Wat betekent uitladen?
'(goederen) uit een voer- of vaartuig halen' en '(een voer- of vaartuig) van zijn lading ontdoen'
Hoe spel je uitladen?
uitladen spel je U I T L A D E N
Wat is een ander woord voor uitladen?
Andere woorden voor uitladen zijn afladen, leegmaken, lossen en ontladen.

Op andere websites
Zoek uitladen op Woordenlijst.org
Zoek uitladen op Google
Zoek uitladen op Wikipedia