uitlachen

werkw.
Uitspraak:  ['œytlɑxə(n)]
Afbreekpatroon:  uit·la·chen
Vervoegingen:  lachte uit (verl.tijd enkelv.)
Vervoegingen:  heeft uitgelachen (volt.deelw.) Toon alle vervoegingen

op een vervelende manier om iemand lachen
Voorbeelden:  `je klasgenoot uitlachen als die iets stoms gezegd heeft`,
`Hij lachte niet om me, maar hij lachte me uit.`


Synoniemen
bespotten   uitjouwen   

Intensiveringen
Hoe kun je uitlachen krachtiger uitdrukken?
in zijn gezicht uitlachen; vierkant uitlachen;

4 definities op Encyclo
  • lachende te kennen geven, uiten - Voorbeeld: Ze loech inwendig haar hatelijkheid uit over 't jongetje's onwetend geluk en meteen kreeg ze gadinge dat geluk te vernozelen
  • • [ov] door lachen bespotten. (+audio)
  • spottend om iemand lachen vb: iedereen lachte hem uit toen hij een rok ging dragen
  • 1) Irrideren 2) Belachelijk maken 3) Uitjouwen 4) Bespotten
Toon uitgebreidere definities

Vraag & Antwoord voor je slimme speaker
Wat is de verleden tijd van uitlachen?
De verleden tijd van uitlachen is 'lachte uit'. Het voltooid deelwoord is 'heeft uitgelachen'.
Wat betekent uitlachen?
'op een vervelende manier om iemand lachen'
Hoe spel je uitlachen?
uitlachen spel je U I T L A C H E N
Wat is een ander woord voor uitlachen?
Andere woorden voor uitlachen zijn bespotten en uitjouwen.

Op andere websites
Zoek uitlachen op Woordenlijst.org
Zoek uitlachen op Google
Zoek uitlachen op Wikipedia