uitbouwen

werkw.
Uitspraak:  [œydbɑuwə(n)]
Afbreekpatroon:  uit·bou·wen
Vervoegingen:  bouwde uit (verl.tijd enkelv.)
Vervoegingen:  heeft uitgebouwd (volt.deelw.) Toon alle vervoegingen

1) (een gebouw) groter maken
Voorbeeld:  `de kamer uitbouwen met een serre`

2) tot verdere ontwikkeling brengen
Voorbeelden:  `de handelsrelaties met het buurland uitbouwen`,
`een merk wereldwijd uitbouwen`


Synoniemen
aanbouwen   bijbouwen   expanderen   ontwikkelen   openen   uitbreiden   uitdijen   verbreiden   vermeerderen   verruimen   verwijden   

1 definitie op Encyclo
  • 1) Ontwikkelen 2) Naar buiten toe vergroten 3) Openen 4) Aanbouwen 5) Bijbouwen 6) Verwijden 7) Verruimen 8) Vermeerderen 9) Verbreiden 10) Verbeteren 11) Expanderen 12) Uitbreiden 13) Uitdijen
Toon uitgebreidere definities

Vraag & Antwoord voor je slimme speaker
Wat is de verleden tijd van uitbouwen?
De verleden tijd van uitbouwen is 'bouwde uit'. Het voltooid deelwoord is 'heeft uitgebouwd'.
Wat betekent uitbouwen?
'(een gebouw) groter maken' en 'tot verdere ontwikkeling brengen'
Hoe spel je uitbouwen?
uitbouwen spel je U I T B O U W E N
Wat is een ander woord voor uitbouwen?
Andere woorden voor uitbouwen zijn aanbouwen, bijbouwen, expanderen, ontwikkelen, openen, uitbreiden, uitdijen, verbreiden, vermeerderen, verruimen en verwijden.

Op andere websites
Zoek uitbouwen op Woordenlijst.org
Zoek uitbouwen op Google
Zoek uitbouwen op Wikipedia