I tuk

bijv.naamw.
1) ''tuk zijn op'' iets graag hebben of lusten, dol op iets zijn
2) ''iemand tuk hebben'' iemand een – al dan niet grappig bedoelde – streek leveren

II de tuk

zelfst.naamw. (m.)

Verbuigingen:	tukken
Verbuigingen:	tukje

1) een korte periode van slaap
2) ''Twente'': broekzak

Bron: WikiWoordenboek.

begerig   belust   dutje   

• tuk op iets zijn (=iets erg graag lusten of dol op zijn)
• er is tuk aan de hengel (=hij heeft beet (krijgt zijn zin))
• een tukje doen (=een kort middagslaapje)
Naar de spreekwoorden

• [Soldatentaal, 1914] iemand tuk nemen: iemand erin laten loopen. Iemand tuk hebben: erin hebben laten loopen.
• •"~ zijn op" iets graag hebben. •"iemand ~ hebben" iemand een grappige streek geleverd hebben •tweede betekenisomschrijving
• Let op: Spelling van 1858 geslepen, afgerigt: tuk op roof
• 1) Korte stoot 2) Graag 3) Dutje 4) Gretig 5) Stoot 6) Plaats in de Benelux 7) Plaats in Nederland 8) Plaats in Overijssel 9) Vinnig 10) Inborst 11) Flink 12) Hazenslaapje 13) Lichte slaap 14) Hazenslaap 15) Happig 16) Hap 17) Handige streek 18) Zeer gesteld op 19) Vlot 20) Verzot op 21) Slinkse streek
• dutje Jaar van herkomst: 1779 (WNT )

Toon uitgebreidere definities

• tuk-tuk• tukken

• abortusvraagstuk• altaarstuk• bewijsstuk• biefstuk• bloemstuk• brokstuk• hoofdstuk• hulpstuk• Kamerstuk• klapstuk• kledingstuk• kopstuk• leerstuk• meubelstuk• mondstuk• muntstuk• muziekstuk• profielwerkstuk• schaakstuk• stuk

1. tuk (begerig)
2. tuk (stoot; streek; dutje; beet)

Waar komt de zegswijze iemand tuk hebben vandaan? Zie Iemand tuk hebben

Wat betekent tuk?

'''tuk zijn op'' iets graag hebben of lusten, dol op iets zijn' en '''iemand tuk hebben'' iemand een – al dan niet grappig bedoelde – streek leveren'

Hoe spel je tuk?

tuk spel je T U K

Wat is een ander woord voor tuk?

Andere woorden voor tuk zijn begerig, belust en dutje.

Zoek tuk op Woordenlijst.org
Zoek tuk op Google
Zoek tuk op Wikipedia