tennissen

werkw.

Uitspraak:	['tɛnəsə(n)]
Afbreekpatroon:	ten·nis·sen
Vervoegingen:	tenniste (verl.tijd enkelv.)
Vervoegingen:	heeft getennist (volt.deelw.) Toon alle vervoegingen

tennis spelen ^sport

Voorbeelden:

`met je vriendin gaan tennissen`,
`Hij tennist al sinds zijn zevende.`

Zie ook:

2 definities op Encyclo

sport waarbij je met een racket de bal naar je tegenstander slaat vb: wij tennissen op woensdagmiddag met elkaar
1) Sporten 2) Een balletje slaan 3) Een bepaalde sport beoefenen 4) Sport 5) Tennisspelen

Deze woorden eindigen op tennissen:

Taaladvies

Hoe schrijf je het meervoud van volley: als volley`s of als volleys? Zie volley`s / volleys
Wat is de vrouwelijke vorm van fietser: fietster of fietsster? Zie Fietster / fietsster

Vraag & Antwoord voor je slimme speaker

De verleden tijd van tennissen is 'tenniste'. Het voltooid deelwoord is 'heeft getennist'.

'tennis spelen'

tennissen spel je T E N N I S S E N

Op andere websites

Recentelijk gezocht