telefoneren

werkw.

Uitspraak:	[teləfoˈnerə(n)]
Afbreekpatroon:	te·le·fo·ne·ren
Vervoegingen:	telefoneerde (verl.tijd enkelv.)
Vervoegingen:	heeft getelefoneerd (volt.deelw.) Toon alle vervoegingen

een gesprek voeren via de telefoon

Voorbeelden:	`telefoneren met iemand`, `telefoneren naar het buitenland`
Synoniemen:	bellen, opbellen

bellen   opbellen   

• Het is getelefoneerd. Wordt gezegd van een acteur die een handeling doet dat hij onmogelijk kan weten. Vb. Naar de deur kijken omdat de acteur weet dat een medespeler gaat binnen komen, maar zijn personage zelf kan het niet weten.
• • [inerg] een telefoon gebruiken.
• door middel van een apparaat (de telefoon) op afstand met iemand praten vb: ik heb naar huis getelefoneerd dat ik later kom Synoniemen: bellen opbellen
• 1) Kantoorwerk 2) Bellen 3) Oproepen 4) Spreken over afstand 5) Opbellen 6) Per telefoon spreken
• een renner die demarreert maar dat vooraf door zijn houding en bewegingen duidelijk aankondigt, heeft getelefoneerd

Toon uitgebreidere definities

1. Welk voorzetsel is juist in de zin `Ik ben bereikbaar onder/op/via telefoonnummer ...`? Zie Bereikbaar onder / op / via telefoonnummer
2. Tijdens telefoongesprekken is het soms handig om klanken te omschrijven; bijvoorbeeld `de b van Bernard`. Welke omschrijvingen worden voor de andere letters gebruikt? Zie Telefoonalfabet: B van Bernard
3. Wat is de beste manier om telefoonnummers te noteren? Zie Telefoonnummers noteren

Wat is de verleden tijd van telefoneren?

De verleden tijd van telefoneren is 'telefoneerde'. Het voltooid deelwoord is 'heeft getelefoneerd'.

Wat betekent telefoneren?

'een gesprek voeren via de telefoon'

Hoe spel je telefoneren?

telefoneren spel je T E L E F O N E R E N

Wat is een ander woord voor telefoneren?

Andere woorden voor telefoneren zijn bellen en opbellen.

Zoek telefoneren op Woordenlijst.org
Zoek telefoneren op Google
Zoek telefoneren op Wikipedia