I het schot

zelfst.naamw.
Uitspraak:  [sxɔt]

1) plank(en) om in een ruimte een kleiner deel af te scheiden
Verbuigingen:  schotten (meerv.)
Voorbeeld:  `tussenschot`

2) keer dat je schiet
Verbuigingen:  schot|en (meerv.)
Voorbeelden:  `pistoolschot`,
`een schot lossen`,
`een schot op het doel`
schot voor de boeg  (poging in het wilde weg)
een schot in de roos  (<dit zeg je als iets heel goed gezegd of gedaan is>)

3)
er zit schot in  ((van een proces) het komt goed op gang) Synoniem: het loopt lekker


IIa de Schot

zelfst.naamw.
Uitspraak:  [sxɔt]
Verbuigingen:  Schotten (meerv.)

IIb de Schot|se

zelfst.naamw.
Uitspraak:  ['sxɔt|sə]
Verbuigingen:  Schotsen (meerv.)

iemand met de Schotse nationaliteit
Voorbeeld:  `de Ieren, Welsh en Schotten worden de moderne Kelten genoemd`


Synoniemen
afscheiding   beschot   beweging   geweerschot   hagel   hok   knal   schut   tussenmuur   tussenschot   wand   

Spreekwoorden en zegswijzen
• wie een varken is moet in het schot (=wie voor het ongeluk geboren is, hoeft geen geluk te verwachten)
schots en scheef (=ongeordend door elkaar heen)
schot en lot betalen (=zijn burgerplicht naar behoren vervullen)
• in het schot vallen (=precies tijdens het startschot vertrekken)
• er zit geen schot in de zaak (=het gaat niet vooruit)
Toon alle 9 spreekwoorden die schot bevatten

16 definities op Encyclo
  • [Mil. Woordenboek, spelling van 1861 ``Schot``] 1o. Het afschieten van eenen vuurmond of van een handvuurwapen. 2o. Wijze van vuren bij de artillerie. De schoten en worpen, die bij het geschut voorkomen, worden onderscheiden: a. naar de wijze van rigten in kern-, vizier- en opzetschoten. Bij de kernschoten is...
  • [I] (verouderd) belasting [II] het schieten [III] tussenwand, scheidswand, afschutting
  • • [n] : het afvuren van een projectiel. • [n] : een afscheidende tussenwand. • [veeteelt] [f] : vrouwelijk rund dat tweemaal gekalfd heeft.
  • •een persoon afkomstig uit Schotland.
  • keer dat je een kogel afvuurt vb: de vogel werd met één schot gedood buiten schot blijven [niet meedoen en daardoor ook geen moeilijkheden krijgen] dat was een schot in de roos [dat was raak] hem onder schot nemen [je wapen op hem richten]
Toon uitgebreidere definities

Deze woorden beginnen met schot:
schotbalkschotelschotelantenneschoteldoekschotelenschotelkijkerschotelrekschotelveerschotelvodschotelvormigschotelwarmerschotenwisselingschotsSchots-GaelischschotschriftSchotseschotvaardigschotwondschotwonde

Deze woorden eindigen op schot:
afstandsschotoverschotstartschotvoorschotzuurstofoverschotzondagsschotwaterschotwalschotwaarschuwingsschotvrouwenoverschotverschotuitschottussenschotsterrenschotsterfteoverschotspaaroverschotschampschotschaamschotsaluutschotrevolverschot

Herkomst volgens etymologiebank.nl
  1. schot (afscheiding)
  2. schot (het schieten, belasting)
  3. schot (inwoner van Schotland)
  4. schot (jonge koe)


Vraag & Antwoord voor je slimme speaker
Is het 'de schot' of 'het schot'?
Het is 'het schot', want schot is onzijdig. Als je het aanwijst is het 'dat schot'.
Wat betekent schot?
'plank(en) om in een ruimte een kleiner deel af te scheiden' en 'keer dat je schiet' en ''
Hoe spel je schot?
schot spel je S C H O T
Wat is een ander woord voor Schot|se?
Andere woorden voor Schot|se zijn afscheiding, beschot, beweging, geweerschot, hagel, hok, knal, schut, tussenmuur, tussenschot en wand.

Op andere websites
Zoek schot op Woordenlijst.org
Zoek schot op Google
Zoek schot op Wikipedia