ruisen

werkw.

Uitspraak:	[ˈrœysə(n)]
Afbreekpatroon:	rui·sen
Vervoegingen:	ruiste (verl.tijd enkelv.)
Vervoegingen:	heeft geruist (volt.deelw.)

een zacht geluid maken dat niet ophoudt

Voorbeelden:

`De wind ruist in de bomen.`, `een ruisende beek`

brommen   mompelen   morren   mummelen   murmelen   suizelen   suizen   zacht ruisen   

• een zacht, eentonig geluid maken vb: de wind ruist zacht door de bomen
• 1) Suizen 2) Stroelen 3) Zoemen 4) Popelen 5) Ruizelen 6) Ritselend geluid 7) Ritselen 8) Tuitelen 9) Mummelen 10) Brommen 11) Murmelen 12) Schurken 13) Zacht geluid maken 14) Zacht ritselen 15) Krauwen 16) Lispelen 17) Zacht suizen 18) Wrijven 19) Suizelen 20) Zwatelen 21) Mompelen 22) Morren 23) Geluid van ...
• geluid van een stroom maken Jaar van herkomst: 1285 (CG Rijmb. )
• Ruisen is een ruisend geluid maken, veroorzaakt door de wind of de branding van de zee door de aanrollende golfjes. [basiswoordenlijst groep 3]

Toon uitgebreidere definities

• ruisend

• aankruisen• bruisen• cruisen• doorkruisen• druisen• kruisen• indruisen

1. ruisen (geluid maken door wind, water e.d.)
2. ruisen (wrijven, schuren)

Wat is de verleden tijd van ruisen?

De verleden tijd van ruisen is 'ruiste'. Het voltooid deelwoord is 'heeft geruist'.

Wat betekent ruisen?

'een zacht geluid maken dat niet ophoudt'

Hoe spel je ruisen?

ruisen spel je R U I S E N

Wat is een ander woord voor ruisen?

Andere woorden voor ruisen zijn brommen, mompelen, morren, mummelen, murmelen, suizelen, suizen en zacht ruisen.

Zoek ruisen op Woordenlijst.org
Zoek ruisen op Google
Zoek ruisen op Wikipedia