rijden

werkw.
Uitspraak:  [ˈrɛidə(n)]
Afbreekpatroon:  rij·den
Vervoegingen:  reed (verl.tijd enkelv.)
Vervoegingen:  heeft gereden (volt.deelw.)

1) voortbewegen op wielen
Voorbeelden:  `langzaam rijden`,
`autorijden`,
`in twee dagen naar Madrid rijden`

2) voortbewegen op een rijdier
Voorbeelden:  `paardrijden`,
`Als kind heb ik wel eens op een olifant gereden in de dierentuin.`


Synoniemen
autorijden   berijden   besturen   karren   schaatsen   vervoeren   

Spreekwoorden en zegswijzen
rijden en omzien (=verderdoen maar ook opletten)
• op het apostelpaard rijden (=te voet gaan)
• op dat mes kun je naar Keulen rijden (=dat mes is erg bot)
• met de witte perdekies naar Velzeke rijden (=krankzinnig worden. In Velzeke bevindt zich een sanatorium; de `witte perdekies` (witte paardjes) verwijzen naar een ziekenwagen, waarmee de geestesgestoorde afgevoerd wordt. Uitdrukking uit het zuiden van Oost-Vlaanderen)
• iemand in de wielen rijden (=iemand tegenwerken om te zorgen dat het mis gaat)
Toon alle 10 spreekwoorden die rijden bevatten

Intensiveringen
Hoe kun je rijden krachtiger uitdrukken?
je het snot voor de ogen rijden; rijden als een kanon;

10 definities op Encyclo
  • [Soldatentaal, 1914] rijden op een vak: er niets van weten. Rijden op een examen: het niet weten.
  • [Mil. Woordenboek, spelling van 1861 ``Rijden``] De kavallerist moet in het rijden, zoowel afzonderlijk als in het gelid onderwezen worden. Het onderrigt van den enkelen ruiter strekt zich uit tot de volgende punten: a. Op- en afstijgen. b. Aannemen van eene behoorlijke houding, waarbij men niet alleen daarop...
  • • [erga] zich verplaatsen met behulp van een voertuig. • [ov] iemand met een voertuig ergens heen brengen. •zich voortbewegen op een rijdier (bijv. een paard).
  • vooruit komen vb: deze auto kan niet meer rijden in een voertuig vervoeren vb: kun jij mij naar huis rijden? besturen van een auto vb: ? Synoniemen: autorijden chaufferen
  • 1) Vervoeren 2) Chaufferen 3) Een voertuig besturen 4) Besturen 5) Toeren 6) Auto besturen 7) Karren 8) Varen 9) Autorijden 10) Zich voortbewegen 11) Berijden 12) Koersen 13) Zich met een voertuig voortbewegen 14) Manier van reizen 15) Tuffen 16) Voortbewegen per auto 17) Voortbewegen 18) Zich in een voertuig...
Toon uitgebreidere definities

Deze woorden beginnen met rijden:
rijdend

Deze woorden eindigen op rijden:
aanrijdenafrijdenautorijdenberijdenbestrijdenbevrijdenbinnenrijdendoodrijdendoorrijdeninrijdenmeerijdenomrijdenomverrijdenoprijdenoverrijdenoverschrijdenpaardrijdenrekeningrijdenrondrijdenschrijden

Herkomst volgens etymologiebank.nl
rijden (zich voortbewegen m.b.v. een rijdier of voertuig)

Taaladvies
  1. (tegenwoordige tijd) Is het u rijd of u rijdt? Zie D / dt
  2. Wat is juist: < i>U rijdt te hard< /i> of < i>U rijdt te snel< /i>? Zie Hard / snel (te - rijden)
  3. Schrijf je deze combinatie van een zelfstandig naamwoord en een werkwoord losofaaneen? Zie autorijden / auto rijden


Vraag & Antwoord voor je slimme speaker
Wat is de verleden tijd van rijden?
De verleden tijd van rijden is 'reed'. Het voltooid deelwoord is 'heeft gereden'.
Wat betekent rijden?
'voortbewegen op wielen' en 'voortbewegen op een rijdier'
Hoe spel je rijden?
rijden spel je R I J D E N
Wat is een ander woord voor rijden?
Andere woorden voor rijden zijn autorijden, berijden, besturen, karren, schaatsen en vervoeren.

Op andere websites
Zoek rijden op Woordenlijst.org
Zoek rijden op Google
Zoek rijden op Wikipedia