raspen

werkw.

Uitspraak:	['rɑspə(n)]
Afbreekpatroon:	ras·pen
Vervoegingen:	raspte (verl.tijd enkelv.)
Vervoegingen:	heeft geraspt (volt.deelw.) Toon alle vervoegingen

met een rasp de harde buitenkant van iets afschrapen

Voorbeeld:

`Rasp de sinaasappel en roer het sap en de geraspte schil door de room.`

Zie ook:

Synoniemen

8 definities op Encyclo

Wortel, aardappelen. https://www.kokswereld.nl/content-culinairwoordenboek.html
fijn maken door het over een rasp heen te halen vb: wil jij de kaas even raspen?
(van voeten) Het vijlen van het draagvlak en de hoefwand door de hoefsmid, voordat hij het paard opnieuw beslaat.
1) Rijven 2) Krassen 3) Vijlen 4) Fijnwrijven 5) Fijnmaken tot poeder 6) Afvillen 7) Afvijlen 8) Fijnmaken 9) Fijn wrijven 10) Fijn maken 11) Verfijnen 12) Gladmaken 13) Glad maken 14) Schaven 15) Schuren 16) Schurend strijken
Bijvoorbeeld van wortel of aardappelen.

Herkomst volgens etymologiebank.nl

Vraag & Antwoord voor je slimme speaker

De verleden tijd van raspen is 'raspte'. Het voltooid deelwoord is 'heeft geraspt'.

'met een rasp de harde buitenkant van iets afschrapen'

raspen spel je R A S P E N

Andere woorden voor raspen zijn fijnwrijven, krassen, schaven, schuren en vijlen.

Op andere websites

Recentelijk gezocht