het paspoort

zelfst.naamw.

Uitspraak:	[ˈpɑsport]
Afbreekpatroon:	pas·poort
Verbuigingen:	paspoorten (meerv.)

door de overheid afgegeven document met je foto, je naam en geboortedatum als bewijs van je staatsburgerschap

Voorbeeld:	`paspoortcontrole bij de douane`
Synoniem:	pas (2)

identiteitsbewijs   legitimatiebewijs   papieren   pas   

• •officieel document dat de houder identificeren
• boekje waar in staat wie je bent, wat je nodig hebt om te reizen vb: als je geen paspoort hebt, mag je dat land niet binnen
• Let op: Spelling van 1858 passeport, Fr., verlofbrief, vrijgeleide, pas. Zie Pas
• [Let op: Spelling en uitleg uit 1890] geleide brief, door de overheid afgegeven aan iemand, die moet worden doorgelaten of de grenzen overtrok, in 't laatste geval een aanbevelingsbrief voor 't land waar hij heen ging. Bij militairen de ontslagbrief (rood paspoort, bij niet eervol ontslag).
• [wet en recht] Internationaal reis- en identificatiedocument met foto en persoonsgegevens, waarmee iemand kan bewijzen dat hij burger is van een bepaald land.

Toon uitgebreidere definities

• paspoortaffaire• paspoortcontrole• paspoortwet

• donorpaspoort• coronapaspoort• bloedpaspoort• biopaspoort

paspoort (reisdocument)

Is het 'de paspoort' of 'het paspoort'?

Het is 'het paspoort', want paspoort is onzijdig. Als je het aanwijst is het 'dat paspoort'.

Wat is het meervoud van paspoort?

Het meervoud van paspoort is 'paspoorten'. Eén paspoort, twee paspoorten.

Wat betekent paspoort?

'door de overheid afgegeven document met je foto, je naam en geboortedatum als bewijs van je staatsburgerschap'

Hoe spel je paspoort?

paspoort spel je P A S P O O R T

Wat is een ander woord voor paspoort?

Andere woorden voor paspoort zijn identiteitsbewijs, legitimatiebewijs, papieren en pas.

Zoek paspoort op Woordenlijst.org
Zoek paspoort op Google
Zoek paspoort op Wikipedia