I de particulier

zelfst.naamw. (m.)

iemand die niet namens een bedrijf zaken doet, maar voor zichzelf

Voorbeeld:

`Wij leveren uitsluitend aan horecabedrijven, dus niet aan particulieren.`

II particulier

bijv.naamw.

Uitspraak:	[pɑrtikyˈlir]
Afbreekpatroon:	par·ti·cu·lier

van individuele personen en niet van bedrijven of de overheid

Voorbeelden:

`particuliere beleggers`,
`het particulier initiatief`

Synoniemen

14 definities op Encyclo

niet door de overheid, maar door burgers ingesteld vb: hij zit op een particuliere school particulier initiatief [wat door particulieren gedaan wordt, niet door de overheid] de particuliere sector [het bedrijfsleven]
voor eigen gebruik, niet voor de groothandel vb: in deze fabriek kun je ook als particulier inkopen doen
(bn) 1 slechts geldend voor of uitgaand van één persoon of enkele personen => privaat; openbaar 2 van individuele personen uitgaand of door hen in stand gehouden
(zn) Van Dale: 1 iem. die geen publiek ambt bekleedt 2 persoon die voor eigen gebruik koopt, verkoopt, huurt, enz.
1) privë persoon 2) Persoonlijk 3) Afzonderlijk 4) Burger 5) Wat niet van de overheid uitgaat 6) Omstandig 7) Apart 8) Privaat 9) Privé 10) Niet publiek 11) Eigen 12) Eigenaardig 13) Niet algemeen 14) Iemand die geen publiek ambt bekleed 15) Bijzonder 16) Niet openbaar

Herkomst volgens etymologiebank.nl

Taaladvies

Wat is juist: eenmanszaak of éénmanszaak? Zie eenmanszaak / éénmanszaak

Vraag & Antwoord voor je slimme speaker

Het is 'de particulier', want particulier is mannelijk. Als je het aanwijst is het 'die particulier'.

Het meervoud van particulier is 'particulieren'. Eén particulier, twee particulieren.

'iemand die niet namens een bedrijf zaken doet, maar voor zichzelf'

particulier spel je P A R T I C U L I E R

Andere woorden voor particulier zijn eigen, privaat, privé en privé-persoon.

Een antoniem van particulier is openbaar.

Op andere websites