overtuigen

werkw.

Uitspraak:	[ovərˈtœyxə(n)]
Afbreekpatroon:	over·tui·gen
Vervoegingen:	overtuigde (verl.tijd enkelv.)
Vervoegingen:	heeft overtuigd (volt.deelw.) Toon alle vervoegingen

met argumenten bereiken dat (iemand) gelooft dat iets is zoals je het voorstelt

Voorbeeld:

`overtuigend bewijs`

Synoniemen

8 definities op Encyclo

•een denkbeeld doen aanvaarden.
erachter komen dat het zo is vb: ik overtuigde mij ervan dat de deur dicht was met behulp van argumenten laten geloven dat het waar is vb: tenslotte heb ik hem overtuigd
1) Persuaderen 2) Omverpraten 3) Overhalen 4) Recommanderen 5) Overreden 6) Ompraten 7) Vergewissen 8) Bewijzen 9) Bekeren 10) Verwinnen 11) Aanraden 12) Doen geloven 13) Doen inzien 14) Doordringen 15) Iemand zijn ongelijk doen inzien 16) De juistheid doen inzien 17) Nagaan
1> een te omvangrijke tuigage op het schip zetten. 2> te veel zeil bijzetten. 3> bijvoorbeeld door het krengen van het schip de nodige druk op de schipper uitoefenen opdat hij deel zal nemen aan een bepaald collectief. Zie ook beursdwang. Bron o.a.: Hendrik A. Hachmer, Voor en tegen de wind.
Een succesvolle poging is om de mentale toestand van iemand te veranderen door middel van communicatie.

Herkomst volgens etymologiebank.nl

Vraag & Antwoord voor je slimme speaker

De verleden tijd van overtuigen is 'overtuigde'. Het voltooid deelwoord is 'heeft overtuigd'.

'met argumenten bereiken dat (iemand) gelooft dat iets is zoals je het voorstelt'

overtuigen spel je O V E R T U I G E N

Andere woorden voor overtuigen zijn bewijzen, nagaan, ompraten, overhalen en overreden.

Op andere websites

Recentelijk gezocht