overbruggen

werkw.

Uitspraak:	[ovərˈbrʏxə(n)]
Afbreekpatroon:	over·brug·gen
Vervoegingen:	overbrugde (verl.tijd enkelv.)
Vervoegingen:	heeft overbrugd (volt.deelw.) Toon alle vervoegingen

wat niet op elkaar aansluit met elkaar verbinden

Voorbeeld:

`de verschillen overbruggen tussen culturen`

3 definities op Encyclo

een brug over iets heen bouwen vb: de kloof is tegenwoordig overbrugd een verbinding aanbrengen tussen twee situaties vb: wij overbruggen de periode dat we geen huis hebben door bij Bruno te gaan logeren een afstand overbruggen [van de ene plaats naar de andere komen]
[Bargoens, boeventaal] overbrengen, verklikken. Dit werd alles door dien punt (bochel) overgebrugd.
1) Overspannen 2) Toenadering bewerken

Herkomst volgens etymologiebank.nl

Vraag & Antwoord voor je slimme speaker

De verleden tijd van overbruggen is 'overbrugde'. Het voltooid deelwoord is 'heeft overbrugd'.

'wat niet op elkaar aansluit met elkaar verbinden'

overbruggen spel je O V E R B R U G G E N

Op andere websites

Recentelijk gezocht