de oudheid

zelfst.naamw. (v.)

Uitspraak:	[ˈɑuthɛit]
Afbreekpatroon:	oud·heid

periode in de geschiedenis waarin de Grieken en Romeinen een hoge beschaving hadden

in de grijze oudheid

(heel lang geleden)

• •het tijdperk van de geschiedenis vóór de middeleeuwen. •een overblijfsel uit [1]. •tweede betekenisomschrijving. •enz.
• de tijd van de oude Grieken en Romeinen vb: dat stamt nog uit de oudheid
• 1) Lang vervlogen tijden 2) Lang vervlogen tijd 3) Geschiedkundig tijdperk 4) Periode (historisch) 5) Periode in de geschiedenis 6) Oude geschiedenis 7) Vroeger 8) Cultuurperiode 9) Het verre verleden 10) Tijdperk 11) Antiquiteit 12) Ver verleden 13) Historische periode 14) Historisch tijdperk
• de periode vanaf de introductie van het schrift (ca. 3000 v. Chr.) tot en met ongeveer de 5e à 6e eeuw na Chr.
• periode tussen de uitvinding van het schrift en de val van het Romeinse Rijk

Toon uitgebreidere definities

• oudheidkunde• oudheidkundig• oudheidkundige

• koudheid• verkoudheid• neusverkoudheid• boudheid

oudheid (periode van de prehistorie tot de middeleeuwen, antiquiteit)

1. Schrijf je namen van historische, geologische en andere periodes klein, of met een hoofdletter? Zie de oudheid / de Oudheid
2. Schrijf je samenstellingen van namen van historische, geologische en andere periodes klein, of met een hoofdletter? Zie de oudheidkunde / de Oudheidkunde

Is het 'de oudheid' of 'het oudheid'?

Het is 'de oudheid', want oudheid is vrouwelijk. Als je het aanwijst is het 'die oudheid'.

Wat betekent oudheid?

'periode in de geschiedenis waarin de Grieken en Romeinen een hoge beschaving hadden'

Hoe spel je oudheid?

oudheid spel je O U D H E I D

Zoek oudheid op Woordenlijst.org
Zoek oudheid op Google
Zoek oudheid op Wikipedia