opstoken

werkw.
Uitspraak:  [ˈɔpstokə(n)]
Afbreekpatroon:  op·sto·ken
Vervoegingen:  stookte op (verl.tijd enkelv.)
Vervoegingen:  heeft opgestookt (volt.deelw.) Toon alle vervoegingen

1) (brandstof) verbranden
Voorbeeld:  `de hele wintervoorraad opstoken`

2) (iemand) opgewonden maken waardoor hij of zij iets onverstandigs gaat doen
Voorbeeld:  `Zijn vrienden hadden hem opgestookt om een auto te stelen.`


Synoniemen
aanblazen   aanstoken   aanwakkeren   aanzetten   agiteren   opfokken   ophitsen   opjutten   oppoken   opruien   opstokerij   opwinden   poken   schudden   stoken   verbruiken   

3 definities op Encyclo
  • veel druk uitoefenen om iemand iets te laten doen vb: zij heeft haar broer opgestookt om die inbraak te plegen Synoniemen: opzwepen ophitsen feller laten branden vb: hij stookt het vuur op door er brandstof op te gooien
  • 1) Schudden 2) Aanblazen 3) Verbruiken 4) Aanboeten 5) Agiteren 6) Aanstoken 7) Aandrijven 8) Aanhitsen 9) Aanschenden 10) Kwaadspreken 11) Aanwakkeren 12) Instigeren 13) Sterker doen branden 14) Aanzetten 15) Aanvuren 16) Opfokken 17) Hitsen 18) Opzetten 19) Onrust verwekken 20) Opmaken 21) Opjutten
  • ophitsen
Toon uitgebreidere definities

Herkomst volgens etymologiebank.nl
opstoken

Vraag & Antwoord voor je slimme speaker
Wat is de verleden tijd van opstoken?
De verleden tijd van opstoken is 'stookte op'. Het voltooid deelwoord is 'heeft opgestookt'.
Wat betekent opstoken?
'(brandstof) verbranden' en '(iemand) opgewonden maken waardoor hij of zij iets onverstandigs gaat doen'
Hoe spel je opstoken?
opstoken spel je O P S T O K E N
Wat is een ander woord voor opstoken?
Andere woorden voor opstoken zijn aanblazen, aanstoken, aanwakkeren, aanzetten, agiteren, opfokken, ophitsen, opjutten, oppoken, opruien, opstokerij, opwinden, poken, schudden, stoken en verbruiken.

Op andere websites
Zoek opstoken op Woordenlijst.org
Zoek opstoken op Google
Zoek opstoken op Wikipedia