zich nestelen

reflexief werkw.
Uitspraak:  [ˈnɛstələ(n)]
Afbreekpatroon:  nes·te·len
Vervoegingen:  nestelde zich (verl.tijd enkelv.)
Vervoegingen:  heeft zich genesteld (volt.deelw.) Toon alle vervoegingen

ergens zo gaan zitten dat je je er prettig voelt
Voorbeeld:  `je in een lekkere stoel nestelen met een tijdschrift`

Zie ook:  nestel


7 definities op Encyclo
  • Uit `De lagere vaktalen: De taal der hopkweekers` 1914 de bellen van tusschen de bladeren oprapen.
  • 1.zich nestelen Voorbeeld: Als zij (= de kat) merkt dat Puck (= de hond) wat te veel in aanmerking komt, dringt zij zich op, waagt het in de heilige cirkel te nestelen 2.treuzelen, talmen (VD II 2) Voorbeeld: Zij bleef nog wat nestelen in de keuken
  • •het bouwen van een nest en het grootbrengen van jongen erin, gewoonlijk van vogels. •tweede betekenisomschrijving. •enz.
  • een nest maken vb: in het voorjaar nestelen alle vogels ergens lekker gaan zitten of liggen vb: we nestelden ons op de bank voor de tv
  • 1) Installeren 2) Wonen 3) Een nestje bouwen 4) Vestigen 5) Een nest bouwen 6) Een broedplaats maken 7) Nesten 8) Talmen 9) Zich vestigen 10) Zich ergens verschansen 11) Zich er neerzetten 12) Vogeleigenschap
Toon uitgebreidere definities

Herkomst volgens etymologiebank.nl
  1. nestelen (een nest maken)
  2. nestelen (toerijgen; talmen)


Vraag & Antwoord voor je slimme speaker
Wat is de verleden tijd van nestelen?
De verleden tijd van nestelen is 'nestelde zich'. Het voltooid deelwoord is 'heeft zich genesteld'.
Wat betekent nestelen?
'ergens zo gaan zitten dat je je er prettig voelt'
Hoe spel je nestelen?
nestelen spel je N E S T E L E N

Op andere websites
Zoek nestelen op Woordenlijst.org
Zoek nestelen op Google
Zoek nestelen op Wikipedia