monteren

werkw.

Uitspraak:	[mɔnˈterə(n)]
Afbreekpatroon:	mon·te·ren
Vervoegingen:	monteerde (verl.tijd enkelv.)
Vervoegingen:	heeft gemonteerd (volt.deelw.) Toon alle vervoegingen

wat bij elkaar hoort aan elkaar vastmaken

Voorbeeld:	`tien procent korting als u het schuurtje zelf monteert`
een film monteren	(de opnamen in de goede volgorde tot één geheel maken)

Synoniemen

19 definities op Encyclo

Binden met koude boter van warme sausen en soepen. https://www.kokswereld.nl/content-culinairwoordenboek.html
Het binden van warme soepen en sauzen door er in kleine blokjes gesneden koude boter doorheen te roeren In een enkel geval ook wel eens eiwit
•'monteren' - Een film monteren.
in elkaar zetten vb: Arie monteert de kast van Ikea
Let op: Spelling van 1858 stijgen, rijzen; bemannen, voltallig maken; kleeden, met (zilver of goud) beslag voorzien. Montering, montuur, militaire dienstkleeding; voltalligmaking; rijzing

Deze woorden eindigen op monteren:

Herkomst volgens etymologiebank.nl

Vraag & Antwoord voor je slimme speaker

De verleden tijd van monteren is 'monteerde'. Het voltooid deelwoord is 'heeft gemonteerd'.

'wat bij elkaar hoort aan elkaar vastmaken'

monteren spel je M O N T E R E N

Andere woorden voor monteren zijn aanbrengen, assembleren en montage.

Een antoniem van monteren is demonteren.

Op andere websites

Recentelijk gezocht