• mei koel en wak, veel koren in de zak. (=als het in mei nat en koud is wordt de opbrengst hoog) • in mei leggen alle vogels een ei (=weerspreuk: aanduiding dat in mei het broedseizoen begint) • een natte mei geeft boter in de wei (=weerspreuk) • een koude mei een gouden mei. (=koude in mei is goed voor het land) • de mei van het leven (=de bloeitijd van het leven) Naar de spreekwoorden
14 definities op Encyclo
Uit `De lagere vaktalen: Taal der bouwbedrijven` 1914 den mei vieren, steken, hebben: als 't gebouw onderdak is, er een (mei)tak opzetten.
Uit `De lagere vaktalen: Timmermanstaal` 1914 tak op de nok, wanneer het huis onder dak is.
, 5e maand van een jaar, bloeimaand, Prairial. Zie ook maanden van het jaar
[I] groen loof (zo genoemd omdat bij de meivieringen veel groen loof werd gebruikt) [II] vijfde maand
de vijfde maand vb: in mei leggen alle vogeltjes een ei