matigen

werkw.

Uitspraak:	['matəxə(n)]
Afbreekpatroon:	ma·ti·gen
Vervoegingen:	matigde (verl.tijd enkelv.)
Vervoegingen:	heeft gematigd (volt.deelw.) Toon alle vervoegingen

minder laten worden

Voorbeeld:	`matig uw snelheid`
Synoniem:	beperken
zich matigen	(minder doen of willen dan eerst) Synoniem: zich inhouden

bedaren   bedwingen   beheersen   beperken   besparen   beteugelen   bezuinigen   dempen   geld besparen   intomen   korten   lenigen   met mate gebruiken   minder gebruiken   mingebruiken   temperen   verzachten   zich matigen   

• •minder uitbundig of extreem optreden.
• je beheersen, niets zeggen, terwijl je dat graag zou willen vb: je moet je hier wel een beetje matigen, hoor! matig je wat! [doe eens wat kalmer aan!]
• 1) Zuiniger gaan leven 2) Zuiniger zijn 3) Bedaren 4) Verminderen 5) Intomen 6) Kalmeren 7) Inperken 8) Dempen 9) Temperen 10) Bedwingen 11) Korten 12) Bezuinigen 13) Menageren 14) Modereren 15) Beteugelen 16) Langzamer doen gaan 17) Minderen 18) Mitigeren 19) Cohiberen 20) Besparen 21) Beperken 22) Afremmen
• temperen Jaar van herkomst: 1450 (MNW )

Toon uitgebreidere definities

• matigend

• aanmatigen

matigen (temperen)

Wat is de verleden tijd van matigen?

De verleden tijd van matigen is 'matigde'. Het voltooid deelwoord is 'heeft gematigd'.

Wat betekent matigen?

'minder laten worden'

Hoe spel je matigen?

matigen spel je M A T I G E N

Wat is een ander woord voor matigen?

Andere woorden voor matigen zijn bedaren, bedwingen, beheersen, beperken, besparen, beteugelen, bezuinigen, dempen, geld besparen, intomen, korten, lenigen, met mate gebruiken, minder gebruiken, mingebruiken, temperen, verzachten en zich matigen.

Zoek matigen op Woordenlijst.org
Zoek matigen op Google
Zoek matigen op Wikipedia