manoeuvreren

werkw.

Uitspraak:	[manu'vrerə(n)]
Afbreekpatroon:	ma·noeu·vre·ren
Vervoegingen:	manoeuvreerde (verl.tijd enkelv.)
Vervoegingen:	heeft gemanoeuvreerd (volt.deelw.) Toon alle vervoegingen

(een vervoermiddel) laten bewegen

Voorbeeld:	`behendig door het drukke verkeer manoeuvreren`
Synoniem:	sturen

Synoniemen

Spreekwoorden en zegswijzen

• met zijn pink manoeuvreren (=iets als de beste kunnen)
Naar de spreekwoorden

5 definities op Encyclo

Heen en weer bewegen om in een bepaalde positie te komen.
het in een bepaalde richting laten gaan vb: hij manoeuvreerde het schip naar de wal Synoniem: sturen zich verplaatsen door bewegingen uit te voeren vb: we manoeuvreerden ons tussen de mensenmassa door
Def.: het schip door middel van roer- en schroefbewegingen in een bepaalde positie brengen Toelichting: bijvoorbeeld bij het afmeren.
1) Oefening houden 2) Keren 3) Behendig sturen 4) Sturen 5) Schipperen 6) Behendig besturen 7) Loodsen 8) Marcheren 9) Rangeren 10) Optreden 11) Kortstondige beweging uitvoeren 12) Kunstgrepen uitvoeren 13) Besturen 14) Handelen 15) Draaien
serie van kortstondige bewegingen met een schip, met het doel het schip in een bepaalde positie of op een bepaalde plaats te krijgen of te houden. Ook als manouvreren en maneuvreren geschreven, wat toch als schrijf-, drukfout gezien moet worden.

Herkomst volgens etymologiebank.nl

Vraag & Antwoord voor je slimme speaker

De verleden tijd van manoeuvreren is 'manoeuvreerde'. Het voltooid deelwoord is 'heeft gemanoeuvreerd'.

'(een vervoermiddel) laten bewegen'

manoeuvreren spel je M A N O E U V R E R E N

Andere woorden voor manoeuvreren zijn draaien, loodsen, marcheren, rangeren en sturen.

Op andere websites

Recentelijk gezocht