mankeren

werkw.
Uitspraak:  [maŋ'kerə(n)]
Afbreekpatroon:  man·ke·ren
Vervoegingen:  mankeerde (verl.tijd enkelv.)
Vervoegingen:  heeft gemankeerd (volt.deelw.) Toon alle vervoegingen

(van iemand) iets mankeren  (niet helemaal gezond zijn) `Ik mankeer helemaal niks.`


Synoniemen
haperen   ontbreken   verzuimen   

6 definities op Encyclo
  • •"iets ~ aan": een gebrek vertonen. •"iets ~": een ziekte of gebrek hebben •tweede betekenisomschrijving. •enz.
  • niet in orde zijn vb: er mankeert iets aan mijn auto wat mankeert je vriend? [welke ziekte heeft hij?]
  • 1) Tekortschieten 2) Tekort komen 3) Tekortkomen 4) Ontbreken 5) In gebreke zijn 6) Schorten 7) Falen 8) Schelen 9) Missen 10) Verzuimen 11) Haperen
  • Mankeren is ontbreken, iets schelen. [basiswoordenlijst groep 6]
  • missen
Toon uitgebreidere definities

Deze woorden beginnen met mankeren:
mankeren aan

Herkomst volgens etymologiebank.nl
mankeren (missen)

Taaladvies
  1. (ik mankeer / mij mankeert niets) Wat moet het zijn: Ik mankeer niets of Mij mankeert niets? Zie Mankeren
  2. Wat is juist: Ik mankeer niets of Mij mankeert niets? Zie Ik mankeer niets / mij mankeert niets


Vraag & Antwoord voor je slimme speaker
Wat is de verleden tijd van mankeren?
De verleden tijd van mankeren is 'mankeerde'. Het voltooid deelwoord is 'heeft gemankeerd'.
Hoe spel je mankeren?
mankeren spel je M A N K E R E N
Wat is een ander woord voor mankeren?
Andere woorden voor mankeren zijn haperen, ontbreken en verzuimen.

Op andere websites
Zoek mankeren op Woordenlijst.org
Zoek mankeren op Google
Zoek mankeren op Wikipedia