mandateren

werkw.
Uitspraak:  [mɑnda'terə(n)]
Afbreekpatroon:  man·da·te·ren
Vervoegingen:  mandateerde (verl.tijd enkelv.)
Vervoegingen:  heeft gemandateerd (volt.deelw.)

(iemand of een commissie) een opdracht geven om namens anderen iets te gaan doen
Voorbeeld:  `De rechter kan een bemiddelaar mandateren tot het organiseren van herstelbemiddeling.`


Synoniemen
delegeren   

3 definities op Encyclo
  • 1) Volmachtigen 2) Volmacht geven 3) Een volmacht geven 4) Machtigen 5) Delegeren
  • bestuursrecht: verlenen van een mandaat. ...
  • Het tijdelijk, al dan niet onder voorwaarden, overdragen van taken, verantwoordelijkheden en bevoegdheden aan een hierarchisch lagere functionaris in de organisatie
Toon uitgebreidere definities

Herkomst volgens etymologiebank.nl
mandateren (een mandaat geven)

Vraag & Antwoord voor je slimme speaker
Wat is de verleden tijd van mandateren?
De verleden tijd van mandateren is 'mandateerde'. Het voltooid deelwoord is 'heeft gemandateerd'.
Wat betekent mandateren?
'(iemand of een commissie) een opdracht geven om namens anderen iets te gaan doen'
Hoe spel je mandateren?
mandateren spel je M A N D A T E R E N
Wat is een ander woord voor mandateren?
Een ander woord mandateren is delegeren.

Op andere websites
Zoek mandateren op Woordenlijst.org
Zoek mandateren op Google
Zoek mandateren op Wikipedia