het lid

zelfst.naamw.
Uitspraak:  [lɪt]
Verbuigingen:  leden (meerv.)

1) iemand die bij een vereniging of een andere groep mensen hoort
Voorbeelden:  `lid zijn van een voetbalclub`,
`gemeenteraadslid`

2) penis
Voorbeeld:  `het mannelijk lid`

3) paragraaf van een wetsartikel of reglement
Voorbeeld:  `artikel 10, lid 3`

4)
onder de leden hebben  (voelen dat je ziek wordt) `Ik heb griep onder de leden.`


Synoniemen
aanhanger   abonnee   alinea   deel   deksel   geleding   gelid   gewricht   groepslid   knoop   lidmaat   lul   paragraaf   partijganger   partijlid   penis   piem   pik   roede   

Spreekwoorden en zegswijzen
• wie het onderste uit de kan wil hebben die valt het lid op de neus (=wie altijd het uiterste wil, krijgt uiteindelijk niets)
Naar de spreekwoorden

11 definities op Encyclo
  • (Akte) De kleinste onderverdeling in akten.
  • [I] lichaamsdeel [II] persoon die deel uitmaakt van een gemeenschap of kring
  • •iemand die behoort tot een groep of organisatie. •deel van een paragraaf van een wetsartikel. •penis •ooglid •vrij beweeglijk deel van het lichaam.
  • wat kleiner is dan het totaal vb: het staat in artikel 5, lid 7 je arm uit het lid draaien [uit de kom]
  • 1) Deel van het parlement 2) Partijlid 3) Deelgenoot 4) Penis 5) Partijganger 6) Paragraaf 7) Deel van een vinger 8) Deel van een stengel 9) Aangesloten 10) Clubgenoot 11) Engelse academische titel 12) Ledemaat 13) Roede 14) Aspirant 15) Toegetreden iemand 16) Teeldeel 17) Mannelijk geslachtsorgaan
Toon uitgebreidere definities

Deze woorden beginnen met lid:
lidgeldlidkaartlidlandlidmaatlidmaatschaplidmaatschapsbijdragelidmaatschapskaartlidnummerlidstaatlidwoord

Deze woorden eindigen op lid:
bestuursliderelidfamilielidgelidjeugdlidjurylidkaderlidKamerlidooglidpersoneelslidraadslidteamlidprojectlidvakbondslidtientjeslidstamlidstaflidsektelidregeringslidredactielid

Herkomst volgens etymologiebank.nl
  1. lid (deksel)
  2. lid (lichaamsdeel)


Vraag & Antwoord voor je slimme speaker
Is het 'de lid' of 'het lid'?
Het is 'het lid', want lid is onzijdig. Als je het aanwijst is het 'dat lid'.
Wat is het meervoud van lid?
Het meervoud van lid is 'leden'. Eén lid, twee leden.
Wat betekent lid?
'iemand die bij een vereniging of een andere groep mensen hoort' en 'penis' en 'paragraaf van een wetsartikel of reglement' en ''
Hoe spel je lid?
lid spel je L I D
Wat is een ander woord voor lid?
Andere woorden voor lid zijn aanhanger, abonnee, alinea, deel, deksel, geleding, gelid, gewricht, groepslid, knoop, lidmaat, lul, paragraaf, partijganger, partijlid, penis, piem, pik en roede.

Op andere websites
Zoek lid op Woordenlijst.org
Zoek lid op Google
Zoek lid op Wikipedia