langlaufen

werkw.

Uitspraak:	['lɑŋlɑufə(n)]
Afbreekpatroon:	lang·lau·fen
Vervoegingen:	langlaufte (verl.tijd enkelv.)
Vervoegingen:	heeft gelanglauft (volt.deelw.) Toon alle vervoegingen

je op smalle ski's glijdend en lopend voortbewegen over sneeuw

Voorbeeld:	`Langlaufen is de nationale sport in Noorwegen.`
Synoniem:	skilopen

Synoniemen

6 definities op Encyclo

'Langlaufen' of 'skilopen' is een manier van voortbewegen op latten over de sneeuw. Langlaufen is een van de praktische manieren om zich 'te voet' te verplaatsen in diepe sneeuw.
•een manier van voortbewegen op latten door de sneeuw. (+audio)
1) Langeafstandskiën op vlak terrein 2) Skiën 3) Sport 4) Wintersport 5) Tak van de wintersport 6) Olympische wintersport 7) Langeafstandsskiën op vlak terrein 8) Skilopen 9) Wintersport op latten
Langlaufen is een vorm van skiën waarbij niet van min of meer steile hellingen wordt afgegleden, maar waarbij de langlaufer zichzelf met behulp van skistokken in de sneeuw voortbeweegt. De langlaufer volgt meestal een speciaal uitgezet pad, de lauper. In de Alpen vind je de langlaufer vooral in de bosgebiede...
Skilopen in een loipe, een getrokken spoor in de sneeuw. Zie ook wintersport-items

Herkomst volgens etymologiebank.nl

Taaladvies

Is het ik ski of ik skie? Zie Skiën: ik ski / ik skie

Vraag & Antwoord voor je slimme speaker

De verleden tijd van langlaufen is 'langlaufte'. Het voltooid deelwoord is 'heeft gelanglauft'.

'je op smalle ski's glijdend en lopend voortbewegen over sneeuw'

langlaufen spel je L A N G L A U F E N

Een ander woord langlaufen is wintersport.

Op andere websites

Recentelijk gezocht