kunnen

werkw.
Uitspraak:  [ˈkʏnə(n)]
Afbreekpatroon:  kun·nen
Vervoegingen:  kon (verl.tijd enkelv.)
Vervoegingen:  heeft gekund (volt.deelw.) Toon alle vervoegingen

1) weten hoe je iets moet doen
Voorbeeld:  `kunnen voetballen`
Synoniem:  in staat zijn tot

2) mogelijk zijn
Voorbeelden:  `Het kan gaan regenen.`,
`Kan ik morgen komen? Ja, dat kan.`
heel wat kunnen hebben  (veel kunnen verdragen)

3) toegestaan zijn
Voorbeeld:  `Je kunt niet in je vuile kleren op bezoek gaan.`
Synoniem:  mogen

4)
ervan op aan kunnen dat...  (er zeker van kunnen zijn dat...) `Kan ik ervan op aan dat je me komt helpen?` Synoniem: kunnen vertrouwen op

5)
niet kunnen tegen  ((iets) niet kunnen verdragen) `Ik kan niet tegen die harde muziek.` Synoniem:

Zie ook:  kan


Synoniemen
beheersen   bestaan   bij machte zijn   gaan   mogen   opgaan   vermogen   

Spreekwoorden en zegswijzen
• zwemmen als een vis kunnen (=een expert zijn in zwemmen)
• wel thuis kunnen blijven (=het wel kunnen vergeten)
• wel onder zijn zolen kunnen schrijven (=wel mogen vergeten)
• we kunnen niet allen paus van Rome zijn (=niet iedereen kan de baas zijn)
• verkeren kunnen (=omstandigheden kunnen snel veranderen)
Toon alle 97 spreekwoorden die kunnen bevatten

Intensiveringen
Hoe kun je met kunnen een ander begrip versterken?
als maar zijn kan; als het maar kan;

5 definities op Encyclo
  • • [modl] : in staat zijn.
  • in staat zijn het te doen vb: zij kan mooi tekenen ik kan niet [ik heb andere afspraken] ik kan er niets aan doen [het is mijn schuld niet] je kunt van hem opaan [je kunt op hem rekenen] daar kan ik niet tegen [ik kan het niet verdragen] ik kán niet meer [ik ben heel erg moe] daar kan ik niet bij met m'n ver...
  • 1) Willen 2) In staat zijn 3) In staat zijn tot 4) Opgaan 5) Beheersen 6) Vermogen 7) Bestaan 8) Vermogen om iets te doen 9) Mogen 10) Mogelijk zijn 11) Tot iets in staat zijn 12) Bij machte zijn 13) Capaciteit 14) Gaan
  • in staat zijn
  • in staat zijn Jaar van herkomst: 1100 (Willeram )
Toon uitgebreidere definities

Deze woorden eindigen op kunnen:
aankunnenterechtkunnenerop aan kunnener niet aan kunnener niet aan uit kunnen

Herkomst volgens etymologiebank.nl
kunnen (in staat zijn)

Taaladvies
  1. Is de juiste werkwoordsvorm je/jij kan of je/jij kunt, je/jij wil of je/jij wilt, je/jij zal of je/jij zult? Zie Je kan / kunt
  2. Is het Ik ken hem niet uitstaan of Ik kan hem niet uitstaan? Zie Kennen / kunnen
  3. (ik kan / ken Engels) Is het Ik kan Engels of Ik ken Engels? Zie Kunnen / kennen


Vraag & Antwoord voor je slimme speaker
Wat is de verleden tijd van kunnen?
De verleden tijd van kunnen is 'kon'. Het voltooid deelwoord is 'heeft gekund'.
Wat betekent kunnen?
'weten hoe je iets moet doen' en 'mogelijk zijn' en 'toegestaan zijn' en '' en ''
Hoe spel je kunnen?
kunnen spel je K U N N E N
Wat is een ander woord voor kunnen?
Andere woorden voor kunnen zijn beheersen, bestaan, bij machte zijn, gaan, mogen, opgaan en vermogen.

Op andere websites
Zoek kunnen op Woordenlijst.org
Zoek kunnen op Google
Zoek kunnen op Wikipedia