knabbelen

werkw.
Uitspraak:  [ˈknɑbələ(n)]
Afbreekpatroon:  knab·be·len
Vervoegingen:  knabbelde (verl.tijd enkelv.)
Vervoegingen:  heeft geknabbeld (volt.deelw.) Toon alle vervoegingen

met kleine hapjes eten
Voorbeelden:  `knabbelen aan een stuk chocola`,
`knabbelen op een nootje`


Synoniemen
kauwen   peuzelen   smikkelen   

4 definities op Encyclo
  • er kleine stukjes af bijten vb: zij knabbelde aan een koekje
  • 1) Kauwen 2) Bijten 3) Stukjes afbijten 4) Kluiven 5) Met kleine stukjes afbijten 6) Wauwelen 7) Moffelen 8) Smikkelen 9) Peuzelen 10) Knagen 11) Knibbelen
  • kort op iets bijten
  • kort op iets bijten Jaar van herkomst: 1562 (Claes )
Toon uitgebreidere definities

Herkomst volgens etymologiebank.nl
knabbelen (met kleine beten knagen, kluiven)

Vraag & Antwoord voor je slimme speaker
Wat is de verleden tijd van knabbelen?
De verleden tijd van knabbelen is 'knabbelde'. Het voltooid deelwoord is 'heeft geknabbeld'.
Wat betekent knabbelen?
'met kleine hapjes eten'
Hoe spel je knabbelen?
knabbelen spel je K N A B B E L E N
Wat is een ander woord voor knabbelen?
Andere woorden voor knabbelen zijn kauwen, peuzelen en smikkelen.

Op andere websites
Zoek knabbelen op Woordenlijst.org
Zoek knabbelen op Google
Zoek knabbelen op Wikipedia