kleden

werkw.
Uitspraak:  [ˈkledə(n)]
Afbreekpatroon:  kle·den
Vervoegingen:  kleedde (verl.tijd enkelv.)
Vervoegingen:  heeft gekleed (volt.deelw.) Toon alle vervoegingen

kleren aandoen
Voorbeelden:  `zich warm kleden in de winter`,
`smaakvol gekleed gaan`
Synoniem:  aankleden

Zie ook:  kleed


Synoniemen
aandoen   aankleden   aantrekken   uitdossen   uitmonsteren   zich tooien   

6 definities op Encyclo
  • • (meest: zich ~): met weefsel bedekken, van kleding voorzien •:"zij 'kleedt' zich altijd volgens de laatste mode" (+audio)
  • kleren aan het lijf doen vb: kleed je maar netjes aan voor het concert! Synoniem: aankleden Tegenstelling: uitkleden
  • 1) Goed staan 2) Uitmonsteren 3) Uitdossen 4) Dossen 5) Van kleding voorzien 6) Staan 7) Het lichaam bedekken 8) Kleren aandoen 9) Kleding aandoen 10) Bedekken 11) Aan het lichaam doen 12) Aandoen 13) Aandossen 14) Aankleden 15) Aantrekken
  • een voorwerp met ( zeildoek en) dun touw of dun staaldraad bedekken. Zie verder ook bekleden.
  • Kleden betekent kleren aantrekken. [basiswoordenlijst groep 3]
Toon uitgebreidere definities

Deze woorden eindigen op kleden:
aankledenbekledeninkledenomkledenuitkledenverkledenontkleden

Herkomst volgens etymologiebank.nl
kleden

Vraag & Antwoord voor je slimme speaker
Wat is de verleden tijd van kleden?
De verleden tijd van kleden is 'kleedde'. Het voltooid deelwoord is 'heeft gekleed'.
Wat betekent kleden?
'kleren aandoen'
Hoe spel je kleden?
kleden spel je K L E D E N
Wat is een ander woord voor kleden?
Andere woorden voor kleden zijn aandoen, aankleden, aantrekken, uitdossen, uitmonsteren en zich tooien.

Op andere websites
Zoek kleden op Woordenlijst.org
Zoek kleden op Google
Zoek kleden op Wikipedia