| Uitspraak: | [klɑnt] |
| Verbuigingen: | klanten (meerv.) |
| Voorbeelden: | `klantenpas`, `klantenservice`, `Bij de slager stonden veel klanten te wachten op hun beurt.`, `de klanten van een bank` | |
| De klant is koning. | (<stelregel van ondernemers dat een klant nooit wordt tegengesproken>) |
