kieperen

werkw.
Uitspraak:  ['kipərə(n)]
Afbreekpatroon:  kie·pe·ren
Vervoegingen:  kieperde (verl.tijd enkelv.)
Vervoegingen:  heeft gekieperd (volt.deelw.) Toon alle vervoegingen

neergooien
Voorbeeld:  `een lading zand op de oprit kieperen`
Synoniem:  kiepen


Synoniemen
buitelen   flikkeren   gooien   kelderen   kiepen   tuimelen   vallen   

3 definities op Encyclo
  • 1) Smijten 2) Kiepen 3) Tuimelen 4) Omslaan 5) Omvallen 6) Gooien 7) Omgooien 8) Buitelen 9) Vallen 10) Flikkeren 11) Kelderen
  • Kieperen is omgooien. [basiswoordenlijst groep 5]
  • vallen, smijten Jaar van herkomst: 1897 (WNT )
Toon uitgebreidere definities

Herkomst volgens etymologiebank.nl
kieperen (vallen, smijten)

Vraag & Antwoord voor je slimme speaker
Wat is de verleden tijd van kieperen?
De verleden tijd van kieperen is 'kieperde'. Het voltooid deelwoord is 'heeft gekieperd'.
Wat betekent kieperen?
'neergooien'
Hoe spel je kieperen?
kieperen spel je K I E P E R E N
Wat is een ander woord voor kieperen?
Andere woorden voor kieperen zijn buitelen, flikkeren, gooien, kelderen, kiepen, tuimelen en vallen.

Op andere websites
Zoek kieperen op Woordenlijst.org
Zoek kieperen op Google
Zoek kieperen op Wikipedia