keren

werkw.

Uitspraak:	[ˈkerə(n)]
Afbreekpatroon:	ke·ren
Vervoegingen:	keerde (verl.tijd enkelv.)
Vervoegingen:	heeft, is gekeerd (volt.deelw.) Toon alle vervoegingen

in tegenovergestelde richting gaan of doen gaan

Voorbeelden:

`We hebben nog een eindje gelopen en zijn toen gekeerd.`, `de auto keren om makkelijker weg te rijden`, `een jas binnenstebuiten keren`

Zie ook:

keer

afwenden   draaien   kenteren   omdraaien   omkeren   ronddraaien   teruggaan   wenden   wentelen   zwenken   

• je kan er je kont niet keren (=gezegd als het erg druk is)
• het tij keren (=een ontwikkeling stoppen. Bijvoorbeeld ten aanzien van het toenemen van zinloos geweld. Zie getij)
• dan moet de wal het schip maar keren (=als iemand niet vooraf rekening houdt met een naderend probleem, dan moet het probleem maar daadwerkelijk in volle omvang ontstaan, en dan alsnog worden opgelost)
• binnen de kortste keren (=heel snel, bijna onmiddellijk)
Naar de spreekwoorden

• •de andere zijde toewenden.
• het in tegenovergestelde richting brengen vb: ik heb de auto gekeerd Synoniemen: omdraaien omkeren wentelen in tegengestelde richting gaan vb: ik ben gekeerd en teruggereden Synoniemen: omdraaien omkeren teruggaan
• Let op: Spelling van 1858 was bij de Joden een, uit den hoorn van een dier of uit eenige andere stof in den vorm van eenen ossenhoorn gekromd, blaasinstrument
• 1) Deel van een rijexamen 2) Ronddwalen 3) Naar de andere kant gaan 4) Reinigen 5) Weren 6) Wentelen 7) Een ommekeer maken 8) Walen 9) Tourneren 10) Pareren 11) Wenden 12) Wankelen 13) Weer naar huis gaan 14) Toewenden 15) Afweren 16) Afwenden 17) Afslaan 18) Sieren 19) Schutten 20) Schoonvegen 21) Draaien
• Een impositiemethode waarbij de volledige katern gedrukt wordt op iedere kant van het drukvel, en het vel vervolgens verticaal in de helft gesneden wordt.

Toon uitgebreidere definities

• keren tegen

• aanwakkeren• afjakkeren• afkeren• ankeren• bekeren• blokkeren• fileparkeren• flankeren• flonkeren• frankeren• hunkeren• hypothekeren• jakkeren• kankeren• knikkeren• mankeren• markeren• maskeren• omkeren• ontmaskeren

1. keren (vegen)
2. keren (wenden)

Wat is juist: `Hoe je het ook went of keert: jij had beter moeten weten` of `Hoe je het ook wendt of keert: jij had beter moeten weten`? Zie Wendt of keert / went of keert

Wat is de verleden tijd van keren?

De verleden tijd van keren is 'keerde'. Het voltooid deelwoord is 'heeft, is gekeerd'.

Wat betekent keren?

'in tegenovergestelde richting gaan of doen gaan'

Hoe spel je keren?

keren spel je K E R E N

Wat is een ander woord voor keren?

Andere woorden voor keren zijn afwenden, draaien, kenteren, omdraaien, omkeren, ronddraaien, teruggaan, wenden, wentelen en zwenken.

Zoek keren op Woordenlijst.org
Zoek keren op Google
Zoek keren op Wikipedia