I kennelijk

bijv.naamw.

Uitspraak:	[ˈkɛnələk]
Afbreekpatroon:	ken·ne·lijk

in kennelijke staat

(dronken)

II kennelijk

bijwoord

Uitspraak:	[ˈkɛnələk]
Afbreekpatroon:	ken·ne·lijk

zoals je uit iets kunt afleiden

Voorbeeld:	`Hij is niet op zijn werkkamer. Hij is kennelijk al naar huis.`
Synoniemen:	blijkbaar, klaarblijkelijk

apert   blijkbaar   duidelijk   evident   klaarblijkelijk   merkelijk   ogenschijnlijk   onmiskenbaar   schijnbaar   uitgesproken   

• te herkennen.
• te kennen, onherkenbaar, onderscheidbaar - Voorbeeld: niet meer kennelijk: onherkenbaar - Voorbeeld: Hij klaagt van 't zeer in de zijde en in de buik: hij is heel bleek - niet meer kennelijk
• je kunt merken dat het echt zo is vb: Bas heeft kennelijk genoeg gegeten Synoniemen: blijkbaar klaarblijkelijk Tegenstellingen: schijnbaar ogenschijnlijk
• 1) Klaarblijkelijk 2) Zo te zien 3) Herkenbaar 4) Schijnbaar 5) Evident 6) Ogenschijnlijk 7) Blijkbaar 8) Bekend 9) Duidelijk 10) Apert 11) Baarblijkelijk 12) Uitgesproken 13) Merkelijk 14) Waarneembaar 15) Onderkenbaar 16) Onderscheidbaar 17) Onherkenbaar 18) Tekenend 19) Zichtbaar 20) Goed waarneembaar
• blijkbaar, onmiskenbaar

Toon uitgebreidere definities

kennelijk

Hoe spel je kennelijk?

kennelijk spel je K E N N E L I J K

Wat is een ander woord voor kennelijk?

Andere woorden voor kennelijk zijn apert, blijkbaar, duidelijk, evident, klaarblijkelijk, merkelijk, ogenschijnlijk, onmiskenbaar, schijnbaar en uitgesproken.

Zoek kennelijk op Woordenlijst.org
Zoek kennelijk op Google
Zoek kennelijk op Wikipedia