kakelen

werkw.

Uitspraak:	[ˈkakələ(n)]
Afbreekpatroon:	ka·ke·len
Vervoegingen:	kakelde (verl.tijd enkelv.)
Vervoegingen:	heeft gekakeld (volt.deelw.) Toon alle vervoegingen

1) (van kippen) geluid maken

Voorbeeld:

`Als ze zo kakelt, heeft ze een ei gelegd.`

2) (van mensen) hard praten, vaak zonder veel kennis

Voorbeelden:

`Wat zitten jullie te kakelen, wees eens wat rustiger.`,
`En maar kakelen over normen en waarden.`

Zie ook:

Synoniemen

Spreekwoorden en zegswijzen

• achterna kakelen de kippen (=achteraf is het makkelijk kritiek geven)
Naar de spreekwoorden

Intensiveringen

Hoe kun je met kakelen een ander begrip versterken?
kakelbont;

6 definities op Encyclo

tok tok roepen vb: de kippen zaten te kakelen op hun stokken hard en druk praten vb: wat zaten die moeders weer te kakelen
1) Druk babbelen 2) Ratelen 3) Geluid van een kip 4) Geluid van kippen 5) Druk praten 6) Luid babbelen 7) Kletsen 8) Klappen 9) Wauwelen 10) Luid en druk praten 11) Dierengeluid 12) Babbelen 13) Zingen van een hen 14) Kippengeluid 15) Spreken 16) Zwammen 17) Rellen 18) Roffelen 19) Snateren 20) Praten zonder ...
een geluid als een kip maken
Geluiden die kippen maken. Alternatieven: kakelend
het roepen van kippen Jaar van herkomst: 1477 (Teuth. )

Deze woorden beginnen met kakelen:

Herkomst volgens etymologiebank.nl

Vraag & Antwoord voor je slimme speaker

De verleden tijd van kakelen is 'kakelde'. Het voltooid deelwoord is 'heeft gekakeld'.

'(van kippen) geluid maken' en '(van mensen) hard praten, vaak zonder veel kennis'

kakelen spel je K A K E L E N

Andere woorden voor kakelen zijn babbelen, klappen, kletsen, kwaken, kwebbelen, kwekken, kwetteren, praten, snateren, spreken, wauwelen en zwammen.

Op andere websites

Recentelijk gezocht