• wat baten kaars of bril, als de uil niet zien en wil. (=gezegd als een koppig iemand advies of hulp negeert) • wat baten kaars en bril als de uil niet zien en lezen wil (=het is vruchteloos iemand te willen voorlichten als hij dat niet wil) • je kaars aan twee kanten branden (=zijn krachten of mogelijkheden al te vroeg verspillen) • geen zo kleine sant of hij wil zijn kaars hebben (=ook de mindere machten moet men gunstig stemmen) • een kaars voor de duivel branden (=slechte daden goedpraten omdat er je er voordeel uit kan halen) Toon alle 6 spreekwoorden die kaar bevatten
8 definities op Encyclo
Vierkante trechter voor graan aanvoer
(1) Kist met gaatjes om vis in levend te houden. Ook houwer. (2). Geperforeerde afsluiting van de bun.
(verouderd) lief, dierbaar
[Vergeten woorden] (v.) zorg, bekommering [= Engels care, ~ karig]
Syn.: houwer Def.: kist met gaatjes om vis in levend te houden.
Het is 'de kaar', want kaar is mannelijk. Als je het aanwijst is het 'die kaar'.
Wat betekent kaar?
'《em》de kaar (m)《/em》: / een depressie in een bergwand ontstaan door verwering en glaciale processen' en '《em》de kaar (m)《/em》: / een met water gevuld compartiment in een schip' en '《em》het kaar《/em》: de trechtervormige opening die het gestorte graan opvangt'