I de jongen

zelfst.naamw. (m.)

Uitspraak:	[ˈjɔŋə(n)]
Afbreekpatroon:	jon·gen
Verbuigingen:	jongens (meerv.)
Verbuigingen:	jongetje (verkleinwoord)

kind van het mannelijk geslacht

Voorbeeld:

`In de klas zitten 10 jongens en 15 meisjes.`

II jongen

werkw.

Uitspraak:	[ˈjɔŋə(n)]
Afbreekpatroon:	jon·gen
Vervoegingen:	jongde (verl.tijd )
Vervoegingen:	heeft gejongd (volt.deelw.) Toon alle vervoegingen

(van dieren) nageslacht krijgen

Zie ook:

jong

baas   bink   gozer   joch   kind   kwajongen   rakker   ter wereld brengen   welp   werpen   zoon   meisje (antoniem)   

• zoals de ouden zongen piepen de jongen (=de jongeren leren het van de ouderen)
• jongens van Jan de Witt (=dappere jongens zijn)
• ik wil hogerop, zei de jongen en hij kwam aan de galg. (=bereik je doel op een eerlijke manier)
• er een kleine jongen bij zijn (=er niet aan kunnen tippen)
• aap wat heb je mooie jongen spelen (=overdreven vriendelijk zijn)
Toon alle 6 spreekwoorden die jongen bevatten

• in het mw. voor kinderen van beiderlei geslacht (VD I 8) - Voorbeeld: Moeder stond, lijk een bleuzende klokhen, te midden haar bleuzende jongens
• •onvolwassen man.
• kind van mannelijk geslacht vb: ze hebben twee kinderen, een jongen en een meisje een jongen van Jan de Wit [een flinke, dappere vent] bij Clinton vergeleken is hij maar een kleine jongen [onbelangrijk]
• 1) Jongeheer 2) Maatje 3) Boy 4) Kadee 5) Jongeman 6) Jongeling 7) Man 8) Adolescent 9) Ter wereld brengen 10) Knaap 11) Knul 12) Mannelijk kind 13) Rakker 14) Broekemannetje 15) Mannelijk persoon 16) Gozer 17) Vent 18) Kwajongen 19) Zoon 20) Baas 21) Welp 22) Werpen 23) Wout (volkstaal) 24) Moeren
• jongeman

Toon uitgebreidere definities

• jongensachtig• jongensarm• jongensboek• jongensboekachtig• jongensdroom• jongensfiets• jongensgek• jongensgroep• jongenshoer• jongensjaren• jongenskamer• jongenskoor• jongenskostschool• jongensnaam• jongensschool• jongensstem

• ballenjongen• kwajongen• weesjongen• volksjongen• verjongen• straatjongen• staljongen• stadsjongen• speeljongen• snotjongen• schooljongen• scheepsjongen• rotjongen• reclamejongen• polderjongen• overbuurjongen• loopjongen• leerjongen• krullenjongen• krantenjongen

1. jongen (jonge dieren werpen)
2. jongen (mannelijk kind)

1. Wat is het verkleinwoord van jongen: jongentje of jongetje? Zie Jongentje / jongetje
2. Wat is correct: jongenachtig of jongensachtig? Zie jongenachtig / jongensachtig
3. Komt bij de spelling van het verkleinwoord het achtervoegsel aan het grondwoord jongen vast, en wordt het dan jongentje of jongetje? Zie jongetje / jongentje

Is het 'de jongen' of 'het jongen'?

Het is 'de jongen', want jongen is mannelijk. Als je het aanwijst is het 'die jongen'.

Wat is het meervoud van jongen?

Het meervoud van jongen is 'jongens'. Eén jongen, twee jongens.

Wat betekent jongen?

'kind van het mannelijk geslacht'

Hoe spel je jongen?

jongen spel je J O N G E N

Wat is een ander woord voor jongen?

Andere woorden voor jongen zijn baas, bink, gozer, joch, kind, kwajongen, rakker, ter wereld brengen, welp, werpen en zoon.

Wat is het tegenovergestelde van jongen?

Een antoniem van jongen is meisje.

Zoek jongen op Woordenlijst.org
Zoek jongen op Google
Zoek jongen op Wikipedia