jennen

werkw.
Uitspraak:  [ˈjɛnə(n)]
Afbreekpatroon:  jen·nen
Vervoegingen:  jende (verl.tijd enkelv.)
Vervoegingen:  heeft gejend (volt.deelw.) Toon alle vervoegingen

plagen
Voorbeeld:  `Zit me niet zo te jennen, ik heb er schoon genoeg van.`
Synoniemen:  pesten, sarren


Synoniemen
pesten   plagen   sarren   stangen   tarten   tergen   treiteren   uitdagen   zieken   

9 definities op Encyclo
  • Amsterdams woord voor sarren
  • (Bargoens, 1914) liegen
  • (Amsterdams) opnaaien, sarren
  • (Amsterdams) pseudo koper om de handel te stimuleren
  • • [ov] pesten, uitdagen.
Toon uitgebreidere definities

Herkomst volgens etymologiebank.nl
jennen (plagen, treiteren)

Taaladvies
  1. Schrijf je getreiter met ei of ij? Zie getreiter / getrijter
  2. Schrijf je treiteren met ei of ij? Zie treiteren / trijteren


Vraag & Antwoord voor je slimme speaker
Wat is de verleden tijd van jennen?
De verleden tijd van jennen is 'jende'. Het voltooid deelwoord is 'heeft gejend'.
Wat betekent jennen?
'plagen'
Hoe spel je jennen?
jennen spel je J E N N E N
Wat is een ander woord voor jennen?
Andere woorden voor jennen zijn pesten, plagen, sarren, stangen, tarten, tergen, treiteren, uitdagen en zieken.

Op andere websites
Zoek jennen op Woordenlijst.org
Zoek jennen op Google
Zoek jennen op Wikipedia